|
|
|
|
|
|
|
|
Microvlinders: over fotografie, invoerportals en forums
Gepubliceerd op 5 augustus 2013 door Beheer |
|

 Mogelijk een zomerspikkelbladroller (Cnephasia stephensiana)? Laat er geen twijfel over bestaan en ga op onderzoek uit! (foto: Tymo Muus).
Als u ons vraagt hoe
de verspreiding van specialistische soorten anno 1980 er uit zag, dan kunnen we
dat u precies zeggen. Maar als u ons dat nu vraagt, dan weten we praktisch
niets. Het ziet er slecht uit voor de bescherming en het behoud van diverse
nachtvlinders in ons land. De boycot van het wetenschappelijke onderzoek is de
afgelopen jaren zo sterk toegenomen dat we alleen nog iets weten van de goed
herkenbare juwelen van de nacht.
Steekproefsgewijs is hier één datum gekozen: 25 juli 2013. Op deze dag werden
er 464 soorten doorgegeven op Waarneming.nl, een gok door rekening te houden met het aantal waarnemers: ruim
1500 waarnemingen. Dit is het gemiddelde aantal waarnemingen op een zomerdag.
Diverse waarnemers hebben de race ingezet om zo veel mogelijk soorten in te
voeren en terwijl vroeger deze "score" gold voor de macro's is dit nu ook het
geval bij micro's. Men wil zo veel mogelijk soorten op naam brengen aan de hand
van beeldmateriaal. Er zijn te weinig validatoren die deze grote brei aan
waarneming nog met alle kennis en kunde kunnen beoordelen: 1500 tegen 10,
waarvan slechts een enkeling gespecialiseerd is in de specialistische soorten. De
invoerstrijd is begonnen maar deze kwantiteitsstrijd vormt bij micro's in veel gevallen geen bijdrage aan het Nederlandse faunistische
onderzoek. Onze kennis van de micro's ligt, in sommige gevallen, grotendeels op de helling.
Verzamelgroepen
Een groot aantal soorten zijn niet met zekerheid op naam te brengen. Veelal
doet men niet meer de moeite om de juiste literatuur aan te schaffen, het
advies van een gerenommeerde autoriteit te volgen. Soorten worden als
dubbelsoort of als species (de 'spec.'- spekjes) ondergebracht. Al jaren ligt
onze kennis van de specialistische 'lastige' soorten op de helling. Zeer veel
microvlinders worden geparkeerd in de "verzamelgroep" of krijgen
een dubbelnaam en de individuele waarnemer laat het werk veelal liggen voor de
kenner. Huiswerk en soms ook gemakzucht: te weinig vlinderaars die zich tot in detail
verdiepen in de soorten. Alleen op forums worden week na week diverse
muntvlinderfoto's geplaatst met het verzoek om deze te determineren. Deze
dagpauwoog onder de microvlinders is zó herkenbaar, maar de waarnemer doet er
soms al niet de moeite meer voor om zelf op onderzoek uit te gaan. Incidenteel is zo'n verschijnsel niet ongewoon, maar het komt wel steeds vaker voor. Onder veel
van dit materiaal gaan vele waardevolle gegevens schuil, gegevens die nooit
kunnen worden bevestigd omdat het ook slechts foto's betreffen.
Wat weten wij tegenwoordig van de vlakjesmotten, Catoptria permutatella of C. osthelderi?
Hoe is het gesteld met de kokermottenfauna die op grassen leven? Dieren worden
niet meer meegenomen voor onderzoek en de interactie met de in de volksmond genoemde "expert" verdwijnt zo geleidelijk aan ook. Want, voor deze soorten dient de lade met spelden opengetrokken te worden.

 Zebramotten zijn op uiterlijk zeer moeilijk te determineren, ga dan ook niet gokken (foto: Tymo Muus).
Verzamelen is niet alleen voor oudjes
Het is een regelrecht misverstand dat verzamelen niet meer van deze tijd is. Verzamelen
is de manier om juist een bijdrage leveren aan het onderzoek in Nederland en
België. Het aantal verzamelaars is zelfs zo klein, dat ze op de Rode Lijst
vermeld mogen worden. De achteruitgang van het wetenschappelijk onderzoek, met name het verzamelen, is al langere tijd onderwerp van discussie: dit is niet alleen te wijten aan het internet. Vanzelfsprekend is het is volstrekt onlogisch dat dagvlinders en prachtige, veelal bekende nachtvlinders nog verzameld worden: de collecties puilen uit van deze dieren en
daarom is het verzamelen van deze dieren niet (meer) noodzakelijk. Maar dat dit vroeger gebeurde, daar kunnen we vol lof over zijn: juist die verzamelingen gaven ons de fundamentele details over de soorten. Van de
kleine soorten weten we helaas nog veel te weinig en verzamelen binnen de
context van wetenschap en educatie is iets wat men niet mag afkeuren. Nooit
niet. Het zijn de verzamelaars die soorten nieuw konden beschrijven, soorten
konden opsplitsen, synonimiseren en kweken. Nederland heeft tal van 'ecologisch
verantwoorde' verzamelaars gekend: zij die vlinders vingen, eitjes lieten leggen
en het overleden individu prepareerden. De succesvolle nakweek leverde veel
informatie over de soort op en in gevangenschap overleefden soms veel meer
dieren dan in de natuur het geval zou zijn. De uitgekomen vlinders werden later
weer vrijgelaten. Ook tegenwoordig worden soorten haast niet meer gekweekt en
dus neemt onze kennis van de biologie van de soorten dramatisch af. De meeste
informatie over de biologie van de micro's is gebaseerd op de periode 1880-1950
en deze informatie is dus stokoud.
Het verzamelen kan op diverse manieren. U kunt zelfs foto's nemen van de dieren
en deze bewaren in de koeling totdat u een reactie heeft van een kenner. De
kans is groot dat u een groot deel van de individuen vrij kunt laten in de
natuur en een enkeling is waarschijnlijk nodig voor nadere confirmatie. U hoeft
dus de dieren niet zelf te doden of te prepareren, een eigen collectie stichten
is dan ook volstrekt onnodig. Ook als beginner kunt u met een geringe bijdrage toch iets betekenen!
Voederplank en vlinderblender
De gemiddelde vlinderaar is fel tegen het doden of verzamelen van micro's. Wie
terugblikt naar de historie van het nachtvlinderen die merkt dat het
vlindervalprincipe vroeger haast nog niet bestond. Men ving traditioneel met
licht en laken en hij of zij bleef de hele nacht alert om hier de interessante
soorten te verzamelen. Het ging veelal om enkele individuen. Na afloop, rond de
klok van 3 uur 's nachts werden de vlinderlakens uitgeklopt en de vlinders
vlogen naar een 'veilige' plek voor rust. Sinds 2000 heeft de vlinderval flink
wat meer populariteit gekregen. Het vangen met licht en laken wordt over het
algemeen minder gedaan terwijl de vlindervallen massaal in gebruik zijn. De
vallen worden in het begin van de avond gecontroleerd en na een nachtje slaap
worden de vangsten in de ochtend gecontroleerd. Veel fraaie soorten zijn tegen
die tijd sterk afgevlogen of zelfs gedood door de vele vlinders die
kapotvliegen in een vlindervalbak. Met een paar pijlstaarten en huismoeders is
een dergelijke val soms een ware blender voor de kleinste soorten. Deze dieren
zijn dan ook minder goed op naam te brengen omdat de tekening en kleur deels
ontbreekt. Terwijl de gemiddelde vlinderaar tegen het verzamelen is vergeet
diegene veelal dat de vlinderval 's ochtends gecontroleerd wordt op het moment
dat er een orkest aan vogelgezang heerst: observeer dezelfde plek voor de
aardigheid het komende uur om te zien hoeveel mezen en lijsters profiteren van
deze voederplank. Ook na dit onbekende feitje kan het zijn dat u behoedzamer bent met bovenstaande manier van inventariseren.
Historisch aspect
Als we terugkijken naar de natuurlijke historie, dan hebben we in de loop der
tijd heel wat kunnen leren van de verzamelde dieren. Of dit nou door
natuurlijke sterfte is, of moedwillig door de mens: zolang het object dient als
onderzoeksobject voor de wetenschap dan kan er veel informatie worden
verzameld. Het is een feit dat tastbaar bewijs veel meer zegt dan een
gefotografeerd dier. Collectiemateriaal wordt door verzamelaars altijd
gekoesterd, men behandelt de dieren als goud en alles krijgt uiteindelijk een
eindbestemming: in een rijkscollectie. Dit grote archief vertelt ons veel over
hoe de fauna er ooit uit zag. De rijkscollecties smeken tegenwoordig om nieuw
materiaal omdat oud materiaal soms verkleurt en recent genetisch materiaal ontbreekt
voor gericht onderzoek. Foto's hierin zijn ook archiefmateriaal maar het nadeel
is dat digitaal beeldmateriaal kwetsbaarder is als een lichtmot op een speld
van haardikte: als uw computer of externe schijf bezwijkt dan is alle materiaal
verloren. Als u overlijdt, wat gebeurt er dan met uw foto's? En zijn alle
historische gegevens bij de foto vermeld zodat de foto in de toekomst nog
bruikbaar is? Dit aspecten die vaak vergeten worden. Tastbaar bewijs van
bijzondere vondsten als van specialistische soorten voor later onderzoek is en
blijft noodzakelijk voor het natuurhistorisch erfgoed als voor de wetenschap
van morgen.
Al is het maar om alle details goed te kunnen bekijken om zo toekomstige
generaties beter te kunnen vertellen wat het verschil tussen soorten is.

 Tijdens de 1000-Soortendag in de Meinweg werd een nieuwe microvlinder, Dichomeris juniperella, voor Nederland gezien, denken we althans. Van deze nieuwkomer is één foto genomen en spijtig genoeg heeft niemand het dier verzameld (foto: Tymo Muus).
Nieuw voor de fauna
Het komst steeds vaker voor dat er geen tastbaar bewijs is van soorten die
nieuw zijn voor onze fauna. Ooit was er de eis dat een soort pas nieuw gemeld
kon worden voor de fauna, als er een tastbaar bewijs voor handen was. Deze eis
is behoorlijk afgezwakt, want tegenwoordig volstaat ook een goede foto, vindt
men. Daarmee gaat tegelijkertijd ook weer een deel van het natuurhistorische
bewijs- en pronkstuk verloren. Het oranje licht die men heeft afgegeven wordt veelal
opgevat als een groen licht: het claimen van een nieuwe faunasoort is nog nooit
zo eenvoudig geweest. Van diverse specialistische soortvermeldingen kan gezegd worden dat
dit enkele nieuwe soorten voor de fauna bevat, maar we zullen het aan de hand
van beeldmateriaal nooit met zekerheid kunnen zeggen. Toch is de wens om een
dergelijke trofee te hebben groter dan het gevoel om het met alle juistheid en
zorgvuldigheid te doen: niemand anders dan de vinder zelf kan de waarneming
controleren. Het blijft bij een plaatje.
Wat hierboven beschreven is, dat komt ook voor op een iets andere wijze bij
vondsten uit verre oorden. Soms worden dieren gefotografeerd in Azië, Afrika of
Zuid-Amerika waarbij het soms aannemelijk is dat een soort nieuw is voor de
wetenschap. Omdat het een foto betreft en vlinderaars niets verzamelen gaat
dergelijke informatie tegenwoordig verloren.
Topspotters en validatiegekte
Al jaren bestaat op Waarneming.nl het fenomeen 'topspotters', een ritueel wat
hoofdzakelijk is ontstaan is in de kring van de vogelliefhebbers als "twitchen". Waarnemers die
zo veel mogelijk soorten invoeren en dus 'scoren' krijgen een hogere plaats in
de lijst. In de praktijk blijkt dit ritueel ook aan te slaan bij vlinderaars. Tijdens
de landelijke Microlepidoptera.nl excursie werden slechts enkele individuen
verzameld maar nog altijd een zeer groot deel van de specialistische soorten
werd door middel van fotografie vastgelegd. Op sommige avonden worden ruim 3.000 foto's gemaakt. Bij navraag kon er geen naam aan
verbonden worden, maar toch later worden deze vondsten thuis nog eens nagekeken
en alsnog met zekerheid ingevoerd. Is dan het willen weten van een soort, zelfs
als het een gok is, belangrijker dan een zorgvuldige lijst met waarnemingen?
Het draait steeds minder om de kwaliteit van de waarnemingen, maar om de
kwantiteit. Ook elders is het steeds gebruikelijker om via de mobiel soorten in te voeren terwijl de determinatie in sommige gevallen nog heel onduidelijk is. Een mede-vlinderaar die onbekend is met micro's hoort iets, en voert het in, zonder een second opinion te vragen of het dier soms zelf gezien te hebben. In veel gevallen heeft de drang om veel op naam te brengen en om deze gegevens in te voeren een zeer bevredigend effect: we weten heel wat meer van sommige soorten dankzij het internet!
Via de e-mail komen regelmatig e-mails binnen van zij die dieren
gedetermineerd hebben, en 2 van de 5 foto's betreffen soorten die niet in
Nederland voorkomen: dit is uiteraard niet een toonbeeld van zorgvuldig
determinatiewerk. Waarnemers dienen zorgvuldig om te gaan met de
determinaties om zo toch correct te zijn met de gegevens: nachtvlinders
verdienen nog altijd het oog van een criticus en wat hebben we er aan als we in
2020 één chaos aan waarnemingen hebben van informatie die niet zorgvuldig is ingevoerd?
Juist omdat er soms zo weinig bekend is van onze soorten microvlinders leidt
elke fout weer tot een vertekend beeld: liever 20 soorten op Waarneming.nl die
correct zijn, dan 60 waarnemingen waarvan het grootste deel 'guesses' zijn. Een fout is mogelijk, het zij ook overkomelijk, maar wanneer het hier gaat om honderden misvattingen dan zal dit zijn sporen nalaten.

 Het concept van de beide nachtvlindergidsen stimuleren het determineren aan de hand van dieren in rusthouding, maar is dat wel zo'n gunstige ontwikkeling? (foto: Tymo Muus).
Bescherming van onze micro's
In ieder geval drie auteurs van de publicatie 'Nachtvlinders Belicht' zijn verzamelaars. Van deze wetenschappelijke verzamelaars kan wel gezegd
worden dat ze het hart op de goede plaats hebben. Ook bij Microlepidoptera.nl
willen we het verzamelen stimuleren om zo iets voor de fauna te kunnen
betekenen. Juist door meer informatie te krijgen over de specialistische
soorten kunnen we ook gerichter werken aan de inventarisatie van de soorten als
ook op kleine schaal beschermingsplannen of beheersmaatregelen treffen voor de (mogelijke)
zorgenkindjes.
De voor- of achteruitgang van de soorten is te meten aan de hand van
statistische gegevens die vertaald kunnen worden in een trend. De oude gegevens
zijn vooral gebaseerd op collectiemateriaal en nog altijd komen wij materiaal
tegen uit delen van Nederland waarvan we nooit gedacht hadden dat de soort daar
voorkwam. Met dank aan deze gegevens kunnen we opnieuw onderzoek doen om te
kijken of een soort daar nog zit en zo ja: wat is de situatie en wat kunnen we
er aan doen? De continuïteit aan museumgegevens is essentieel om er onze lering uit trekken.
Dergelijk opgeslagen materiaal vormt de basis voor al het toekomstig onderzoek
naar soorten, mede dankzij het vroeger verzamelde materiaal weten we dat de
sobere smalpalpmot (Carpatolechia aenigma),
beschreven in 1983, nu in Nederland voorkwam op diverse locaties. Tegenwoordig
weten we niks meer van de soort: alle vermeende sobere smalpalpmotten worden
geparkeerd als 'species' of als vermeende korrelpalpmotten (Teleoides wagae). Van vele tientallen
soorten zullen we nooit meer iets te weten komen, zij zullen als spooksoorten
door Nederland dwalen en een voor- of achteruitgang is niet te meten.

 Hoe en waar de sobere smalpalpmot nog in Nederland voorkomt: we kunnen er slechts over fantaseren (foto: Tymo
Muus).
Gelukkig zijn er zeer geregeld ook nog waarnemers die af en toe materiaal
(levend) toezenden of bewaren. Tijdens de landelijke excursie van 2010 werd zo
een zeldzaam vedermotje gezien, op naam gebracht als een vermeende streepzaadvedermot (Crombrugghia distans). Bij nader inzien was het dier toch
meegenomen en geprepareerd. Hetgeen later bleek een nieuwe soort voor Nederland
te zijn gevonden in een terrein met een hoogstwaarschijnlijk nieuwe waardplant!
Dit wetende kon de terreinbeheerder ook rekening houden met een mogelijke
populatie van de soort door de waardplant tijdens het maaiseizoen te sparen.
Vanaf foto hadden we deze enige vondst in ons land nooit geweten!
Bescherming van micro's gaat dus hand-in-hand met verzamelen op kleine schaal.
Toekomstperspectief
Het verhaal is grotendeels negatief en erg kritisch, juist om de ogen te openen bij de waarnemers die het belang van het "ouderwetse" (maar zeker ook toekomstige) onderzoek onderschatten of vergeten zijn. Over één ding kunnen we
ook heel positief zijn. De fotografie heeft ook een grote bijdrage geleverd aan
de faunistiek en de 'herkenningsleer' van soorten. Internationaal hebben we
steeds meer geleerd over de soorten omdat foto's van museumexemplaren als van
levende dieren ons meer zicht gaven over hoe bepaalde soorten er zowel in
opgespannen als in rusthouding uit zien. Mede met dank aan deze foto's konden illustratoren
dieren afbeelden in bijvoorbeeld de 'Veldgids Nachtvlinders' en 'Micro Moths'.
Gelukkig zijn vele soorten goed te herkennen aan het uiterlijk en omdat steeds
meer micro's gefotografeerd worden zijn we ook veel meer te weten gekomen van
de verspreiding van vele soorten. De kwaliteit van de foto's is in de loop der
tijd toegekomen al worden dieren steeds minder op natuurlijke wijze
gefotografeerd maar op een laken. Het aantal inzendingen van foto's van dieren
in rust op natuurlijke wijze gefotografeerd is tevens ook gehalveerd, met goed "materieel" kunnen ook veel meer fraaie soorten nog meer pronken op foto's dan nu het geval is.
Eén ding staat met paal boven water en dat is dat het onderzoek naar
nachtvlinders in de toekomst op een steeds grotere schaal zal verwateren. Het
soortenjagen, duidelijk geïllustreerd met het invoergedrag op digitale
invoerportals, kent geen grenzen meer. Specialistische micro's worden op de gok
gedetermineerd en zo niet meer verzameld. De zo belangrijke en grens tussen onze goed herkenbare juweeltjes en de soorten die op een geheel andere wijze behandeld dienen te worden verdwijnt gestaag. Het terugvallen op tastbaar
historisch 'archiefmateriaal' van de dieren van nu zal na verloop van tijd niet meer mogelijk zijn. Bij een opsplitsing
van één naar twee of meerdere soorten, of bij het herzien van een taxon zullen
we dit nooit meer na kunnen gaan. We weten eigenlijk niks meer van onze
spikkelbladrollers, biesbladrollers, kokermotten en grasmineermotten. Een Nederlandse veldgids zal niet verschijnen zolang we anno 2013 niet
weten hoe het met de hedendaagse soorten gesteld is: wij maken er geen gok van.
Verzamel bewijsstukken en specialistische soorten en lever een bijdrage aan het
onderzoek voor nu en voor de toekomst.
Micro's verdienen deze zorg.
Categorie: Faunistiek
| Terug naar nieuwsoverzicht |
Ouder | Nieuwer
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|