Voorkomen
Ectoedemia spinosella komt vooral in Zuid-Europa voor, meer naar het noorden alleen plaatselijk, met een voorkeur voor de kust (in Engeland) of zonnige kale heuvels. In Nederland is E. spinosella alleen bekend uit Zuid-Limburg, voornamelijk gevonden op zuidelijke kalkheuvels. De soort komt daar samen met de algemene Stigmella plagicolella en de vrij zeldzame S. prunetorum voor. Het is waarschijnlijk dat Zuid-Limburg de noordelijke grens van de distributie van E. spinosella vormt (van Nieukerken 1982, van Nieukerken et al. 1993).
Herkenning
De adult lijkt op de soorten van het Angulifasciella complex (Ectoedemia angulifasciella, E. rubivora, E. arcuatella en E. atricollis), maar is met een spanwijdte van 3.2 tot 5.0 mm kleiner en heeft een kraag met donkere, bruin-grijze, schubben (van Nieukerken 1986).
Levenswijze 'biologie'
Een eitje wordt afgezet aan de onderzijde van het blad, meestal dicht bij de hoofdnerf. De mijn begint als een sterk gekronkelde gangmijn gevuld met roodachtig frass. Later wordt het een lange blaas met verspreid zwart frass, vaak compact. De larven zijn groenig wit met duidelijk zichtbare bruine ganglia, de kop is lichtbruin, er zijn geen ventrale plaatjes. Eén generatie per jaar met larven van eind juli tot oktober, met het hoogtepunt in de laatste week van augustus en de eerste week van september. De adulten vliegen in juni en juli, uitzonderlijk ook in mei.
Etymologie
De naam is gebaseerd op de levenswijze van de rups, zij mineert (=mineermot). De mijnen lijken op blaasjes.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
In Nederland alleen op Sleedoorn (Prunus spinosa), maar in Zuid-Europa ook op P. domestica, P. cerasifera, P. fruticosa en P. dulcis.
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|
|
Bekijk eerdere periodes...
|