Voorkomen

Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen. Voor 2006 was Ectoedemia turbidella vooral bekend als een soort uit Zuid-Limburg en de kuststreek, maar er lijkt een toename te zijn in stedelijke gebieden waar abelen worden aangeplant. Adulten vliegen in juni en zijn in grote aantallen overdag rustend te vinden op de takken van abeel. De rupsen zijn van september tot november te actief, meestal iets later dan de rupsen van E. hannoverella.

Herkenning

E. turbidella is nauwverwant aan E. hannoverella, mineerder van zwarte populier en candapopulier (Populus nigra en P. x canadensis). Beide soorten onderscheiden zich van andere soorten door twee witte vlekken aan de voorzijde van de voorvleugel, en een enkele aan de achterzijde. De vrouwtjes van E. turbidella hebben een puntige ovipositor, en mannetjes met een donkere kopbeharing behoren tot E. turbidella. Bij mannetjes met een gele kopbeharing is genitaalonderzoek nodig. Zoeken naar de mijnen levert ook betrouwbare determinatie.

Levenswijze 'biologie'

Het ei wordt gelegd op de bladsteel, waar vanuit de rups het blad ingaat in een blaasmijn tussen de hoofdnerf en de eerste aftakkende zijnerf. De mijnen zijn in de herfst goed te herkennen op bladeren die op grond zijn gevallen en groene eilanden vertonen waar de mijn zit.

Etymologie

De naam is gebaseerd op de levenswijze van de rups, zij mineert (=mineermot). Mijnen worden als eerste in de bladstelen gevormd.

Witte abeel (Populus alba) en grauwe abeel (P. canescens).

Links

Bekijk deze soort op Lepiforum.