Voorkomen
= olivana Treitschke, 1830 [Die Schmetterlinge von Europa 8]: 151
Een vrij algemene soort, die gewoon is op de zandgronden. Zij prefereert plaatsen met vochtige bodems, zoals op laag- en hoogvenen en vochtige bossen. Buiten dez
Herkenning
Vliegtijd mei tot begin augustus. De vlinders zijn licht room-olijfkleurig, bijna geheel verdonkerd door dichte donkerbruine stippeling met purperachtige glans; met zilverwitte dwarslijnen: de eerste op 1/4 vertakt op de voorrand; de tweede smaller, schuiner, uit de twee voorste paren voorrandshaakjes; de twee volgende paren ieder met een korte zilveren streep, alle haakjes enkel, tot één wit vlekje versmolten. Achtervleugels zijn licht bruinachtig grijs, de franje is wel wat lichter van kleur (Bentinck & Diakonoff, 1968a).
Levenswijze 'biologie'
De rups leeft van augustus tot, na de overwintering, in mei (Razowski, 2003a) met soms nog vondsten tot in juni (Bentinck & Diakonoff, 1968a). Zij is bruingeel en de kop is lichtbruin (Hanneman, 1961a). Mogelijkerwijs in een spinsel waarin delen van de plant bijeen worden gesponnen, in een vrij nauwe verbinding met het substraat.
Etymologie
In de naam wordt verwezen naar de talloze lijnen bij deze soorten; de geeloranje tint doet denken aan roest. Bladroller is afgeleid van de familienaam bladrollers, ook al leeft deze soort niet expliciet als bladroller.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Lage planten (Ford, 1949a; Razowski, 2003a), maar vooral moerasplanten (Bentinck & Diakonoff, 1968a) op vochtige heiden en soms ook mossen (Hannemann, 1961a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|
|
Bekijk eerdere periodes...
|