Voorkomen
Een gewone soort aan de kust, soms in grote aantallen aanwezig. Tamelijk minder algemeen in de binnenlanden waar de soort vooral voorkomt op de zandgronden met een tamelijk droog klimaat.
Herkenning
Effen warm roodbruin tot olijfbruin, met vrij dunne zilver-loodkleurige dubbele dwarslijnen: de eerste op 1/3 iets gekromd, de tweede schuin, van het midden van de voorrand naar de achterhoek en daar breed gevorkt, bovenaan samenhangend met een horizontale lijn die de vier haakparen onderling verbindt; een smal streepje langs en voor de bovenste helft van de achterrand, soms v-vormig (Bentinck & Diakonoff 1968a).
Gelijkende soorten: Celypha lacunana, Celypha rivulana, Celypha rurestrana, Phiaris umbrosana.
Levenswijze 'biologie'
De soort vliegt voornamelijk in eind juni en in juli, van juni tot augustus in twee generaties. De rups leeft van augustus tot in juni en een kleinere generatie in juni tot half juli (Muus). De rups is bleekbruin, met donkerbruine kop en nekschild (Bentinck & Diakonoff 1968a). In de duinen vooral op grote tijm en duinroosje (Rosa pimpinellifolia) en dan vooral de jonge struiken, in het binnenland op klavers en heide op drogere ondergronden, soms andere planten.
Etymologie
Bladroller is afgeleid van de familienaam bladrollers, ook al leeft deze soort niet expliciet als bladroller.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Lage planten zoals struikhei (Calluna vulgaris), tijm (Thymus), klaver (Trifolium), aardbei (Fragaria), brem (Cytisus, syn. Sarothamnus), roos (Rosa spp.). Ook op lamsoor (Limonium) en Engels gras (Armeria) (Razowski, 2003a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|
|
Bekijk eerdere periodes...
|