Voorkomen

Een zeer zeldzame soort die in 1960 te Goes (Zeeland) werd waargenomen en deze vindplaats ligt ver van de bekende vindplaatsen met de voedselplant. Bekend van een enkel exemplaar van de provincie Zeeland uit 1960 (Kuchlein et al., 1999a). Dit is ongetwijfeld een zwerver of is per ongeluk geïmporteerd aangezien de voedselplant daar niet voorkomt. In het buitenland vooral te vinden in droge kalkrijke gebieden. De waarneming uit Zuid-Limburg werd enige tijd geleden gedaan, de juistheid hiervan wordt nog onderzocht.

Herkenning

De vlinder vliegt in twee overlappende generaties van eind april tot begin oktober, vooral van mei tot midden juni en van midden juli tot augustus. Een van de kleinste soorten uit het geslacht. Ze valt op door de okerkleurige grondkleur van de voorvleugels voorzien van grijze vlekken en banden en een brede lichtgrijze achterrand.

Levenswijze 'biologie'

De larve is roodbruin met violette tint met grijswitte langslijn op de rug met daarnaast een gebroken grijswitte lijn aan weerszijden, aan beide zijden weer een grijswitte lijn en tussen de lijnen met onregelmatige grijswitte vlekken. Kop, nekschild en poten donkerbruin, anaalschild bruin. De larve maakt in juni en juli, of van oktober tot april eerst een gangmijn in een blad, volledig gevuld met uitwerpselen, daarna verbreed de gangmijn zich abrupt tot een plaatmijn dat vaak het gehele blad in beslag neemt, inclusief de eerdere gangmijn. Indien nodig wordt van blad verwisseld. Verpopping in een cocon aan de grond.

Etymologie

Geen nadere verklaring vereist.

Geel zonneroosje (Helianthemum nummularium), elders in Europa ook op andere Helianthemum-soorten en cistusroos (Cistus sp.). Momenteel is het geel zonneroosje alleen uit Nederland bekend van de St. Pietersberg (provincie Zuid-Limburg).

Links

Bekijk deze soort op Lepiforum.