Voorkomen
Een zeldzame soort die alleen in het zuidwesten van ons land wat vaker wordt gevonden. Voorkomend vooral bij heggen, hout- wallen en in de duinen, daar waar de voedselplant groeit.
Herkenning
De soort vliegt in een generatie in mei en juni. Door de donkerbruine vleugels in contrast met de heldergele kop is de vlinder niet te verwarren met andere soorten.
Levenswijze 'biologie'
De larve is bruinachtig wit met bruine punten. Kop, borst- en anaalschild donkerbruin. De larve leeft van de zomer tot de herfst in een twijg, uitsluitend in een nog zachte twijg van breinaalddikte. Het begint bij de vertakking en boort zich tot in de kern in de richting van de top. De gang is ongeveer 3 cm lang. Aan het einde buigt de gang zich naar de buitenkant van de twijg, waar een opening voor het uitkomen wordt gemaakt. Verpopping in de gang van de herfst tot mei.
Etymologie
Geen nadere verklaring vereist.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en tweestijlige meidoorn (C. laevigata).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|