HERKENBAARHEID
 
 
WETENSWAARDIGHEDEN
 
Nationale status
inheems
Landelijk voorkomen
algemeen
Concept Rode lijst
Onbepaald
 
WANNEER VLIEGT DE VLINDER?

TOE- OF AFNAME (TREND)
 
Stabiel.
 
FOTO AANBIEDEN
 
Hoe kan ik bijdragen?
 
AUTEUR(S)
 
Muus, T.S.T. | Bronnen
 
LAATSTE AANPASSING
 
September 18, 2011, 6:03 pm
Familie: Chimabachidae, kortvleugelmotten
 
 
voorjaarskortvleugelmot
Diurnea fagella  (Denis & Schiffermueller, 1775)
 
 
 

Voorkomen

Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen. Een gewone soort in het hele land, zolang er maar loofbomen groeien. Lijkt in de duinen iets minder algemeen. Overdag kunnen de exemplaren nog worden aangetroffen rustend op stammen.

Herkenning

De hoofdvliegtijd ligt tussen begin maart en begin april. Mannetjes komen zowel op licht als op stroop, wijfjes alleen op stroop.

D. fagella is een van de meest vroege Oecophoriiden. De vlinders zijn onmiskenbaar door hun formaat en tekening, al bestaan er vele verschillende kleurvormen die variëren tussen grijs (normale vorm) tot zwart (melanistische vorm). Wijfjes hebben korte, bolle en puntige vleugels, spanwijdte ♀ 17-23 mm. De palpen staan in tegenstelling tot andere Oecophoriiden recht vooruit.

Mannetjes beginnen doorgaans eerder te vliegen en rusten in de schemering op de boomstammen, praktisch niet boven de twee meter. In de vroege schemering sluipen de maagdelijke wijfjes uit de poppen waar de mannetjes op hebben zitten wachten.

Levenswijze 'biologie'

Eitjes worden op verschillende plekken in kleine groepjes in de bast van de takken afgezet, waarna de rupsen in het late voorjaar/vroege zomer zich voeden met de jonge bladeren van met name eik Quercus. Het rupsenstadium duurt opvallend lang, volgroeiing vindt plaats in de herfstmaanden. De bladeren worden aan één kant opgerold en de rups blijft hier bijna twee weken in voordat de verpopping plaatsvindt. De rupsen verpoppen aan de bladeren van de waardplant of in de strooisellaag. De poppen vallen met de bladeren mee naar de grond.

Rupsen hebben een karakteristieke verdikte poot, waarmee over de bladeren gestreken kan worden en er in bepaalde situaties een schel krekelachtig geluid ontstaat. Dit geluid werd beschreven door Hunter (1987a) die ontdekte dat dit met territoriaal gedrag te maken kon hebben. Muus (2008a) noemde het verschijnsel ook, en het komt ook voor bij andere Chimabachidae. Genoemd wordt ook dat dergelijk gedrag ook is waargenomen bij rupsen van Watsonalla en Drepana (Drepanidae). De poot wordt elders gebruikt om het grondspinsel op het blad te bewerken.

De kop is roodbruin, en tamelijk breed. De grondkleur van het lichaam is voornamelijk bleekgeel tot grijs, met een duidelijker grijzer vlak over de rug lopend. De periode voor de verpopping worden de rupsen meer geel van kleur.
Zie D. lipsiella voor een diagnose voor het onderscheid met rupsen van D. lipsiella.

Etymologie

Kortvleugelmot verwijst naar de wijfjes, die geen volledig ontwikkelde (korte) vleugels bezitten.

Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"

In Nederland op eik (Quercus sp.), meidoorn (Crataegus sp.), beuk (Fagus sp.), spaanse aak (Acer sp.), berk (Betula), linde (Tilia) en wilg (Salix). Erg polyfaag en levend op een groot aantal verschillende loofbomen (Muus, 2008a). Tokár et al. (2005a) noemt ook nog lagere planten zoals braam (Rubus) en roos (Rosa).

Links

Bekijk deze soort op Lepiforum.

 
VERSPREIDING

Bekijk eerdere periodes...


De soort kan worden verward met:


Dasystoma salicella
wollige kortvleugelmot


 
 
  © All content copyright www.microlepidoptera.nl and allied photographers.