Voorkomen
Een zeer zeldzame soort die voor het eerst werd aangetroffen in een tuin te Bergen (Noord-Holland) in 2013. De soort is na uitvoerig zoekwerk niet in andere provincies gevonden (Muus, 2015c). Mogelijk is de soort hier geïntroduceerd, het blijkt echter dat de dieren ook de jaren hierna kon worden worden teruggevonden.
Herkenning
Uitermate karakteristiek is de grauwe bruine voorvleugel met de sterk blauwe of paarse weerschijn. Daar moet wel bij opgemerkt worden, dat de vleugels bij de minste aanraking al kleurloos worden. De kop kent geen duidelijke kopbeharing en bij de antennen zijn de dertig annuli van het flagellum versmald-verbreed, waardoor de antennen een gezaagde indruk maken. Het onderscheid met gevleugelde zakdragers (Psychidae) is eenvoudig omdat de antennen niet gevederd zijn. De vleugelpunten zijn sterk afgerond, in tegenstelling tot soorten uit het genus Heliozela, die bovendien een wat lichtere tornusvlek bezitten. Een andere, op het oog enigszins gelijkende soort, Lypusa maurella is duidelijk veel groter en bij deze soort zijn de palpen dusdanig gereduceerd dat zij in het niet vallen bij die van P. verhuella. De labiale palpen van P. verhuella zijn slank, minimaal beschubd en iets naar buiten gedraaid, iets wat binnen de vlinderorde zelden voorkomt, met name in de subfamilie Hieroxestinae en Oecophoridae (hoofdzakelijk Stathmopodinae).
Levenswijze 'biologie'
De eieren worden op de groene bladeren afgezet, vaak nabij een nerf. Jonge rupsen maken kleine blaasmijnen, waarbij zij al spoedig het geproduceerde frass gebruiken om buiten de mijn een klein omhulsel te vervaardigen. Het zakvormige omhulsel wordt in tegenstelling tot zakdragers (Psychidae) en andere familiegenoten niet vervoerd. Later wordt een nieuw omhulsel vervaardigd. Rupsen verplaatsen zich inde nazomer naar de reeds gevormde sporenhoopjes, waar zij langwerpige blaasmijnen maken onder of rondom de sporen-doosjes. Frass en sporendoosjes worden in een stevig spinsel verwerkt, waardoor wederom een groter omhulsel (8×3mm) ontstaat met een duidelijk scherp gehoekte rug. Het omhulsel is aan de onderzijde grotendeels open en om deze reden is de term ‘zak’, hetgeen het gebruikelijke woord in de literatuur is,een onterechte term. De rups overwintert in deze ‘frass-en-sporenkoepel’, is daarna nog flink actief in het voorjaar en verpopt in mei. De verlaten omhulsels met exuviae zijn gedurende de vliegtijd te vinden op de bruin geworden bladeren van de voedselplant.
Etymologie
De rupsen van deze soort leven op tongvaren en laten een onregelmatige vraat achter die de aanwezigheid op de waardplant verraadt.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
In Nederland is de soort (deze waarneming) aangetroffen op tongvaren (Asplenium scolopendrium) in België, Duitsland en Engeland is zij oligofaag en bekend van steenbreekvaren (A. trichomanes) en in mindere mate ook van muurvaren (A. ruta-muraria).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|
|
Bekijk eerdere periodes...
|