HERKENBAARHEID
 
 
WETENSWAARDIGHEDEN
 
Nationale status
inheems
Landelijk voorkomen
vrij algemeen
Concept Rode lijst
Onbepaald
 
WANNEER VLIEGT DE VLINDER?

TOE- OF AFNAME (TREND)
 
Toename, ook in areaal.
 
FOTO AANBIEDEN
 
Hoe kan ik bijdragen?
 
AUTEUR(S)
 
Muus, T.S.T. & Corver, S.C. | Bronnen
 
LAATSTE AANPASSING
 
September 18, 2011, 5:53 pm
Familie: Bucculatricidae, ooglapmotten
 
 
margrietooglapmot
Bucculatrix nigricomella  (Zeller, 1839)
 
 
 

Voorkomen

Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen. Een schaarse soort, die over het hele land voorkomt. De soort is vooral bekend uit het zuidelijk en centrale deel van Nederland. In het noorden bijna ontbrekend, al dan wel recentelijk gevonden in Friesland. De soort wordt nog het meeste gevonden als er gekeken wordt naar de mijnen. De vlinders worden minder vaak gezien en wordt dus nog wel eens over het hoofd gezien (pers. meded. S. Koster).

Herkenning

De adult vliegt in twee generaties, van april-mei en opnieuw in augustus (Emmet, 1985a).

De adult is een donkere soort met een opvallend vuilwitte kop, voornamelijk de ooglappen zijn vuilwit, met daartussen geen oranje maar een bruingrijze kopbeharing. Voorvleugels diep grijsbruin tot soms bijna grijszwart, met vanaf de basis een lichtere wortelstreep met in het midden van de vleugel langs de bovenrand nog een witte vlek. Deze is vooral krachtig aanwezig bij het wijfje. Aan de boven- en onderrand van de vleugel dichter naar de vleugelpunt toe nog een tweetal lichtere vlekken. De vlekken zijn meestal wittig, geelwit tot crème rozewittig. Voelsprieten donker, het uiteinde is lichter.

Levenswijze 'biologie'

De larve mineert het blad van margriet (Leucanthemum vulgare). De mijn start als een klein spiraaltje en gaat geleidelijk over in een zeer lange, dunne slingerende gang waarbij de uitwerpelen in het begin nog dik in de mijn ligt. Later wordt het uitwerpselenspoor steeds dunner en meer onderbroken (Emmet, 1985a; Ellis, 2005a). Volgens Emmet (1985a) is de mijn meestal bovenzijdig maar kan ook als een onderzijdige mijn starten. De volwassen mijn is meestal voldiep. De larven kunnen ook hun mijn verlaten en een nieuwe mijn starten op een nieuw blad (Emmet, 1985a). De verpopping vindt plaats aan de onderzijde van het blad, stengel of naburig blad, in een witte cocon (Emmet 1985a).

Etymologie

Ooglapmot verwijst naar de verdikte antennebasis, die in rust over het oog valt. Te verwarren met oogklepmotten (= Opostegidae).

Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"

Margriet (Leucanthemum vulgare) (Emmet, 1985a; Ellis, 2005a)

Links

Bekijk deze soort op Lepiforum.

 
VERSPREIDING

Bekijk eerdere periodes...


 
 
  © All content copyright www.microlepidoptera.nl and allied photographers.