Voorkomen
Een vrij algemene soort die vooral wordt gezien op de zandgronden in het binnenland en in de duinen.
Gewoon door heel Nederland, voornamelijk in bosachtige gebieden in het binnenland en aan de kust.
Herkenning
De adult vliegt van mei tot in september, vermoedelijk in twee overlappende generaties. De adult vliegt vooral s nachts en kan vooral in vlindervallen worden aangetroffen.
De adult heeft roestbruine beharing op de kop. De voorvleugels zijn vaal grijs van kleur met een roze achtige gloed tot roze-achtig richting de vleugelbasis en meer roestbruin tot gelig richting de vleugelpunt (apex). Vleugelrand aan de costale zijde nabij de basis is donderroze tot bruin zwart. Een donker bruine tornus vlek op de voorvleugels. Ondervleugels donker grijs bruin (Pelham-Clinton, 1985a).
Levenswijze 'biologie'
De kop van de larve is licht geel bruin met donkerbruine vlekken. De larve heeft een zwarte ventrale en laterale lengte streep. Het lijf is wit met nauwelijks zichtbare pinacula (Pelham-Clinton, 1985a).
De larve leeft van detritus (dierlijk materiaal) in vogelnesten maar is ook in de wol aangetroffen van een dood schaap. De larve vormt mogelijk een koker van nestmateriaal, in ieder geval in het eerste larvale stadia en vlak voor verpopping (Pelham-Clinton, 1985a).
Etymologie
Pelsmot, zie Tinea pellionella. Aurora = noorderlicht, en verwijst naar de veelzijdige onregelmatige kleurenpracht.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Detritus in vogelnesten en mogelijk ook schapenwol.
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|