Voorkomen
Een vrij algemene soort die vooral wordt gezien op de zandgronden in het binnenland en in de duinen.
Algemene soort in Nederland. In alle provincies waargenomen. Voornamelijk in bosrijke gebieden op de zand- en kalkgronden.
Herkenning
De soort heeft slechts een generatie, en de adulten vliegen van mei tot in juli in de schemer, nacht en soms ook met zonsopgang (Pelham-Clinton, 1985a).
De adulten hebben een okerbruin gekleurde kop. De voorvleugels hebben een lichtbruine tot okergekleurde grondkleur met zichtbaar gekleurde aderen en vele donkere en licht gekleurde vlekken. Opvallend is de licht geel gekleurde band voor de onderrand van de franje. Franje is sterk geblokt met een zwarte franjebasis (Pelham-Clinton, 1985a).
Levenswijze 'biologie'
De kop van de larve is roodbruin tot donkerbruin. Pro-thorax plaat is donkerbruin. Lijf wit met lichtbruine pinacula. De larven voeden zich met een verscheidenheid aan zwammen, waaronder elfenbankje (Trametes versicolor) maar zouden ook leven van dood hout (Pelham-Clinton, 1985a).
Etymologie
Naast M. choragella leeft de rups van deze soort op zwammen, daar T. parasitella duidelijk polyfager is kreeg zij de naam zwammenmot.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Paddenstoelen en schimmels, voornamelijk het elfenbankje (Trametes versicolor), maar ook dood hout zou de rups accepteren (Pelham-Clinton, 1985a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|