Voorkomen
Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
De soort is voor het eerst in ons land vastgesteld naar een exemplaar dat in 2006 op licht werd gevangen te Kortgene (Van Vuure, 2007a). Later bleek er nog een eerdere vondst te zijn uit Drachten gedaan in 2005 (Huisman et al., 2013). Een van de eerste vondsten hierna was in 2008 te Leiden en in 2009 te Boskoop. Na de laatste vondst is het zeer hard gegaan met de uitbreiding van deze soort: de soort is van tientallen locaties bekend geworden, vooral rond de lijn Groningen-Middelburg. Plaatselijk zelfs talrijk.
Te vinden op plaatsen waar het harig wilgenroosje in aantal groeit. In Engeland op plaatsen waar het harig wilgenroosje in aantal groeit in een vrij droog milieu.
Herkenning
De vlinders vliegen in een generatie vanaf eind augustus tot april en overwinteren als vlinder. De soort lijkt zeer veel op M. divisella en M. bradleyi, maar de voorvleugel is meer bruingrijs. De wortelhelft aan de binnenrand van de voorvleugel is niet wit maar okerkleurig.
Levenswijze 'biologie'
De larve is bleek geelgroen. Kop en borstpoten lichtbruin, nekschild iets lichter. De larve leeft in juli en augustus in de stengel, soms met meerdere tegelijk. De gangen eindigen in de kern van de stengel. De voedselplant toont hiervan geen uiterlijke tekenen. Alleen de uitvliegopeningen zijn na zorgvuldig zoeken te vinden. De beste manier om de soort vast te stellen is relatief dikke stengels laag bij de grond doorsnijden en zo controleren of er zich gangen in de stengel bevinden. Verpopping van augustus tot oktober.
Etymologie
Geen nadere verklaring vereist.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) (Koster, 2002a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|