Voorkomen
Van de twee op berk minerende Ectoedemia soorten is Ectoedemia minimella het schaarst. De soort heeft een voorkeur voor vochtige plaatsen in duinvalleien en vochtige bossen in het oosten van het land. De adulten vliegen in mei en juni, de rupsen zijn het meest actief in augustus.
De synoniemen E. woolhopiella en E. mediofasciella zijn tot in de jaren 80 van de vorige eeuw vaak gebruikt en duiken in veel collecties op.
Herkenning
Ectoedemia minimella is nauwverwant aan de andere Ectoedemia van berk; E. occultella. Beide soorten onderscheiden zich van de andere Ectoedemia soorten door de afwezigheid van een cilia-lijn waar het uiteinde van de voorvleugels overgaat in de franje. De voorvleugels zijn donkergrijs-zwart met een witte band halverwege. De vrouwtjes van E. occultella hebben een gele kop, wat ze onderscheidt van E. minimella, de mannetjes zijn op uiterlijk niet te onderscheiden. Genitaalonderzoek is nodig, of het zoeken naar de rupsen.
Levenswijze 'biologie'
De mijn op berk begint met een kort kronkelgangetje alvorens over te gaan tot een blaasmijn, wat deze meestal goed herkenbaar maakt.
Etymologie
De naam is gebaseerd op de levenswijze van de rups, zij mineert (=mineermot). De mijnen lijken op blaasjes. Verwezen wordt naar de vorm van de mijn, nogal slank qua uiterlijk.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Zachte berk (Betula pubescens).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|