Voorkomen
Een zeldzame en lokale soort die verspreid over het hele land voorkomt. Tegenwoordig is de soort op diverse plekken waargenomen op de zandgronden, verspreid over het hele land tot in Friesland. Op plekken waar de voedselplant (in aantal) voorkomt kan de vlinder ook aangetroffen worden, meestal is dit op drassige plaatsen bij heiden en poelen.
Herkenning
De vlinder vliegt in twee generaties, in mei-juni en juli-augustus. De vlinder kan gesleept worden, maar komt ook vrij goed op licht. Hoewel de soort sterk lijkt op soorten Capperia en Oxyptilus kan zij door het uitzonderlijke formaat goed van andere soorten worden onderscheiden. In vergelijking tot de verwante soorten uit het genus Oxyptilus ontbreekt bij B. paludum de schubbenborstel op de ondervleugel, daarnaast is de vlinder kleiner met een vleugelwijdte van 11-13 mm en zijn de vleugelvertakkingen tamelijk smaller.
Levenswijze 'biologie'
De eieren worden aan de onderzijde van de bladeren afgezet; dit stadium duurt circa tien dagen (Ford, 1949a). De waardplant is zonnedauw (Drosera), een vleesetende plant, die op vochtige plekken groeit bij o.a. venen en heiden. De rupsenperiode is in juli en opnieuw tussen september en mei, waarbij de rups dus overwintert (Ford, 1949a). Rupsen voeden zich met de bladeren en soms ook de stelen. Verpopping aan de plant, onder het blad (Ford, 1949a) of op omliggende objecten (Gielis, 1996a) maar soms ook aan de dode bloemen. Globaal gezien is de pop van deze zomergeneratie te vinden in juli.
Etymologie
Veder = veer, verwijst naar de veerachtige vertakkingen van de vleugels.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia) (Hannemann, 1977a; Beirne, 1954a) en ook wel kleine zonnedauw (Drosera intermedia).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|