Voorkomen
Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
= sorbiana Hübner, 1846, [Sammlung europäischer Schmetterlinge, Tortrices]: plaat 18, figuur 113.
Een wijdverbreide en gewone soort, die soms voorkeur heeft voor zandgronden, in de duinen of in het binnenland. Daarbuiten ook met enige
Herkenning
De grootste soort, gemakkelijk herkenbaar ook aan de niet-basale omslag van het mannetje, de tekening, die identiek is bij de beide seksen, en de zeer donkere achtervleugels. Voorvleugel afgeknot, de achterrand niet geslingerd bij het mannetje, nauwelijks geslingerd bij het vrouwtje; licht zandkleurig-grijs met een spoor van een olijf-kleurige tint, donkerder grijsbruin gewolkt langs de binnenrand; wortelveld kompleet, effen donkerder, rand vrij recht, iets schuin verlopend; de overige tekening duidelijk, vrij donker grijsbruin, vooral aan de voorrand; de middenband onderbroken op een derde, de onderste helft dubbel zo breed; voorrandsvlek driehoekig. Achtervleugel donker bruinachtig grijs.
Levenswijze 'biologie'
De rups is variërend van blauwgroen tot donkergrijs; de kop, de voorpoten en het halsschild zwart, de wratten fijn en lichter. Zij leeft in mei en juni als bladroller op verschillende soorten loofbomen en lagere planten.
Etymologie
De soort is bijzonder fors van formaat, dit is vooral het geval bij de wijfjes. Bladroller is afgeleid van de familienaam bladrollers, ook al leeft deze soort niet expliciet als bladroller.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Eik (Quercus), berk (Betula), hazelaar (Corylus), lijsterbes (Sorbus), gagel (Myrica), bosbes (Vaccinium) etc. (Razowski, 2002a)
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|
|
Bekijk eerdere periodes...
|