Voorkomen
De soort is zeker vrij algemeen. Kwam vroeger vooral voor in boomgaarden (voornamelijk appelgaarden) en was daar een plaag maar is de laatste jaren zeer sterk afgenomen (Bland et al., 2002a). Ook in Nederland steeds minder waarnemingen.
Herkenning
De soort vliegt van midden juli tot augustus.
Levenswijze 'biologie'
De larve mineert aanvankelijk in het blad van de waardplant en is te vinden van augustus tot in oktober (Huemer & Karsholt, 1999a). De mijn is zeer lang en kronkelig en is niet gevuld met frass. De larve is roodbruin (Bland et al., 2002a). De soort overwintert als larve. Na overwintering leeft de larve op de knoppen en daarna op de jonge uitlopers of de bloemen (Huemer & Karsholt, 1999a; Bland et al., 2002a).
Etymologie
De term 'palpmot' verwijst naar de gekromde palpen; in het Duits palpenmotten. De soort leeft op tal van fruitbomen.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Appel (Malus spp.), peer (Pyrus spp.) maar ook wel Prunus. Uit heel Europa werden ook wel rupsen gevonden op hazelaar (Corylus avellana), berk (Betula spp.), meidoorn (Crataegus spp.) en lijsterbes (Sorbus spp.) (Bland et al., 2002a). Huemer & Karsholt (1999a) noemen tevens Europees krentenboompje (Amelanchier ovalis), Chaenomeles, Cotoneaster en Cydonia.
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|