Voorkomen
Een zeldzame soort die vooral wordt gevonden in de Hollandse duinen, in de duinen en kustgebieden van Zeeland en in Zuid-Limburg. Opvallend talrijk op Walcheren (Huisman & Koster, 1999a). Is in het verleden ook eens gevangen te Wezep, ver buiten het normale verspreidingsgebied. De soort komt vooral voor op drogere gronden met een goede pioniersvegetatie.
Herkenning
De soort vliegt van mei tot in augustus, mogelijk in twee generaties. De voorvleugels zijn zwartbruin, meestal met een tal van fijne schubben die lichter gekleurd zijn. De kop is iets lichter getint, het verschil is soms kwalijk te zien. Is met moeite van S. cicadella te onderscheiden, hoewel deze soort veelal meer blauwe schubben vertoont. Een ander onderscheid zit in de achtervleugels, die bij S. potentillella iets lichter getint is en breder dan bij S. cicadella. De soort die hier beschreven wordt heeft achtervleugels tot even groot als de thorax, S. cicadella tot ongeveer 2/3 van de thorax. S. picaepennis lijkt een iets grotere soort te zijn, die een satijnen gloed over de vleugels bezit.
Levenswijze 'biologie'
De rups leeft in april en mei in de steelbasis van de plant, vaak vlak boven de grond, met een klein spinseltje zichtbaar. De kop is lichtbruin, het nekschild is bijna zwart en het lichaam is bruin maar iets lichter over de rug (Meess, 1910 in Bengtsson, 2002a).
Etymologie
Dikkopmot verwijst naar de nogal forse thorax, die in rusthouding duidelijk opvalt als verdikkend geheel.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
In Nederland zal de waardplant vooral schapenzuring (Rumex acetosella) zijn (Huisman & Koster, 1999a). Elders ook bekend van veldzuring (R. acetosa) (Bengtsson, 1997a; 2002a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|