Voorkomen
Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
De soort is algemeen in Nederland langs wegen, op ruderale terreinen, open plekken in bossen, aan bosranden en op heidevelden.
Herkenning
De vlinder vliegt in twee generaties van half april tot eind oktober. Hoewel de soort enigszins lijkt op M. terminella en M. locupletella, maakt ze doorgaans een veel donkerder indruk en verder is de basis van de voorvleugel bruinzwart in plaats van grijs.
Levenswijze 'biologie'
De larve is geel. Kop, het gedeelde borstschild en het anaalschild bruin. De larve begint met een eerste mijn die start als een nauwe gang geheel of gedeeltelijk gevuld met uitwerpselen. Soms maakt de mijn enige halve cirkels om de eiafzetting. Rond de beginmijn kleurt het blad vaak rood. De mijn verbreedt zich later geleidelijk of abrupt tot een onregelmatige plaatmijn. Na dit stadium wordt vaak weer een nieuwe mijn gemaakt, vaak in een ander blad. Uitwerpselen eerst als een onregelmatige lijn, later meer verspreid. De bezette mijn is bleekgeel, na het verlaten van de larve verkleurt deze snel tot witachtig. De larven van de eerste generatie leven van eind mei tot eind juli, die van de tweede generatie van eind augustus tot september. Verpopping in een grijswitte cocon aan de grond, die van de tweede generatie overwinteren.
Etymologie
Geen nadere verklaring vereist.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Wilgenroosje (Chamerion angustifolium) (Koster, 2002a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|