Voorkomen
Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Een verspreid voorkomende soort die plaatselijk algemeen kan zijn. Voorkomen zowel in droge als natte terreinen, slootkanten, ruderale terreinen en tuinen.
Herkenning
De vlinder vliegt in een lange generatie, overwintert en kan in alle maanden van het jaar worden waargenomen. De hoofdvliegtijd valt in mei en juni. De soort kan gemakkelijk worden verward met M. sturnipennella, maar is kleiner, heeft bredere vleugels en mist in de voorvleugel de donkere langslijnen in het midden en de witte strepen aan de voorrand bij de vleugelpunt.
Levenswijze 'biologie'
De larve is bruinachtig geel, na de laatste vervelling geelrood tot rood vlak voor de verpopping. Kop, nekschild en anaalschild bruin. De larve leeft in juli en augustus in de zaaddoos waarvan de onrijpe zaden worden gegeten. De zaaddoos wordt hierdoor dikker, is vaak gekromd en heeft een gat aan de zijkant. Verpopping in augustus aan de grond in een witachtig spinsel.
Etymologie
Geen nadere verklaring vereist.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Moerasbasterdwederik (Epilobium palustre), (E. hirsutum), bergbasterdwederik (E. montanum), kantige basterdwederik (E. tetragonum) en viltige basterdwederik (E. parviflorum) (Koster, 2002a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|