Voorkomen
Een lokaal voorkomende soort die vooral te vinden is in open plekken in bossen, heidevelden en wegbermen.
Herkenning
De vlinder vliegt in een generatie van eind mei tot begin september. De soort valt op door zijn grootte en zijn vleugels met donkere grondkleur met witte en okergrijze vlekken.
Levenswijze 'biologie'
De larve is licht roodbruin, de eerste drie segmenten meer groenachtig. Kop, nekschild en borstpoten zwart, anaalschild donkerbruin. De larve leeft van mei tot juni tussen de stevig samengesponnen topbladeren van de nog jonge plant. De topbladeren worden rechtop samengesponnen en niet onder een hoek zoals bij sommige soorten van de familie Tortricidae, die een overeenkomstige levenswijze hebben op dezelfde voedselplant. Verpopping van eind mei tot juni in een grijsachtige cocon aan de grond.
Etymologie
Geen nadere verklaring vereist.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Wilgenroosje (Chamerion angustifolium), ook vermeld van bergbasterwederik (Epilobium montanum).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|