Voorkomen
Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Een verspreid voorkomende maar meestal zeldzame soort. Voorkomend vooral bij heggen, houtwallen en in de duinen, daar waar de voedselplant groeit.
Herkenning
De soort vliegt in een generatie van mei tot augustus. De vlinder lijkt uiterlijk erg veel op B. atra, maar de lichte tekening op de voorvleugels is hier spierwit en de okergele schubben bij de basis aan de binnenrand ontbreken geheel.
Levenswijze 'biologie'
De larve is jong witachtig, voor de verpopping licht bruinrood. Kop, borst- en anaalschild lichtbruin. De larve leeft in de herfst in een bes, een kleine opening aan de zijkant verraadt de aanwezigheid. Verpopping in oktober in een ijle cocon in rottend hout of aan de grond.
Etymologie
Kleine schubbenpuisten of kwasten op de voorvleugel aanwezig.
Synoniemen: = appelscheutboorder (PD & NEV, 1987)
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en tweestijlige meidoorn (C. laevigata).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|