Voorkomen
Een zeldzame soort die lokaal voorkomt op kleigronden en gerelateerde vochtige bodems met schrale begroeiing waar de waardplant groeit. Zij wordt om die reden gevonden langs waterwegen en sloten, vreemd genoeg is A. angelicella nog niet veel in de noordelijke provincies gezien, pas gevonden in Lauwersoog (5.vii.2008, Smit).
Herkenning
Juli tot eind augustus.Voorvleugels bruin, met een brede zwartachtige stigmavlek. De ringvlekken zijn zwart, opvallend, hieronder ligt nog een langwerpige derde vlek. In het centrale deel van de vleugel is ze lichter gekleurd. Thorax en kraag geelwit. De vleugels zijn wat rond, zij lijken kort te zijn.
Levenswijze 'biologie'
Rups van mei tot begin juli. De jonge rupsen leven gezamenlijk (meestal 10 tot 20 stuks) in de opgroeiende en uitlopende voedselplant. Al spoedig spinnen de rupsen de uitlopende bladeren bij elkaar, zodat er een groot en opvallend spinsel ontstaat. Het is verstandig een soortgelijk spinsel te verzamelen in eind mei tot begin juni, omdat de rupsen in het spinsel niet kunnen worden bijgevoerd. Wordt het spinsel te vroeg meegenomen, dan ontstaan er dwergexemplaren (Harper et al., 2002a).
Etymologie
Platlijf verwijst naar de in rust neergelegen vleugels.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Vooral gewone engelwortel (Angelica sylvestris), ook berenklauw (Heracleum sphondylium), melkeppe (Peucedanum palustre), kleine bevernel (Pimpinella saxifraga), pastinaak (Pastinaca sativa), zevenblad (Aegopodium podagraria) en kervel (Anthriscus spp.) (Harper et al., 2002a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|