Voorkomen
Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Verspreid over grote delen van ons land, in het noorden soms wat schaarser. Op plaatsen met sleedoornstruwelen zijn de vlinders talrijk te vinden.
Herkenning
Spanwijdte 9 tot 11 mm De vlinder vliegt van begin mei tot in juli, soms tot in augustus. Kopbeharing is wit, palpen geelwittig, antennen met zwarte banden. Kop als geheel wat gelig-oranje. Vvl. grijsblauw. De oranjegelige kopkleur loopt door tot net op de voorvleugel. De donkere vlek is hier duidelijk zichtbaar. Vanaf de vleugelbasis langs de ondervleugelrand een witte vlek maar deze vernauwt niet. Vlak voor de apex aan de vleugelbovenrand een smalle tot brede witte vlek, minder krachtig dan bij A. conjugella. Franje vuilgrijs of soms wat lichter. Poten zonder gekleurde tussenbanden, poten volledig egaal crème oranjewit.
Levenswijze 'biologie'
De rupsen leven in de bloemen van sleedoorn (Prunus spinosa) in het voorjaar.
Etymologie
Pedaalmot is gebaseerd op de wijze waarop deze soorten (Argyresthia s.str.) rusten, met een opgeheven vleugels. Deze opgeheven houding doet denken aan het voetinstrument pedaal, als in, bijvoorbeeld 'gaspedaal'.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Sleedoorn (Prunus spinosa).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|