Voorkomen
Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen, toch nog weer gewoner in stedelijk gebied vanwege het voorkomen van de voedselplant.
De soort kent echter jaren waarbij de soort explosief kan optreden, afgewisseld met zeer slechte jaren, waarbij de soort nauwelijks wordt waargenomen.
Herkenning
Gelijkende soorten: Phyllonorycter corylifoliella. Deze soort heeft echter doorgaans veel minder wit. Vooral ontbreken de costale strigulae. Bovendien heeft P. corylifoliella donkerbruin wit geblokte poten. Bij P. leucographella zijn de voorpoten vrijwel geheel wit.
Levenswijze 'biologie'
De mijn begint bij de bladnerf, waarna de mijn zich over de breedte van het blad verbreidt. De uitwerpselen liggen meestal op een gecentreerde plek. De mate van samentrekking van het blad varieert. De rups overwintert. Verpopping vindt plaats in de mijn zelf in het voorjaar. In sommige gevallen kan P. leucographella massaal voorkomen op bijvoorbeeld vuurdoorn struiken.
Etymologie
Vouwmot verwijst naar de mijnen, die vaak op vouwtjes op het blad lijken. In het verleden zijn ook soorten 'vouwmijnmot' genoemd, wegens de lengte van de naam is 'mijn' weggelaten.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Meidoorn (Crataegus), prunus (Prunus), dwergmispel (Cotoneaster), gecultiveerde appel (Malus), vuurdoorn (Pyracantha coccinea), elsbes (Sorbus torminalis).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|