|
|
|
|
|
|
|
|
De stille invasie van een nieuwe vlinder: Parectopa robiniella
Gepubliceerd op 16 september 2018 door Tymo S.T. Muus |
|
De vlekmijn van Parectopa robiniella, gefotografeerd in de omgeving van Roosendaal (foto: Guus Dekkers).Deze
maand komt oud-president Obama naar Nederland. Hij wordt alvast
verwelkomd door één van zijn landgenoten: een kleine vlinder. De vlinder
Parectopa robiniella kon onlangs worden toegevoegd als nieuwkomer voor ons land. De rups leeft op acacia (Robinia pseudoacacia), van oorsprong Noord-Amerikaanse boom, die al zo'n 500 jaar geleden werd geïmporteerd in Europa. Acacia
is al wijdverspreid in ons land. De vlindersoort was daar ook van op de
hoogte en wist ongezien al grote delen van Nederland te veroveren!
Van het één, komt het ander! Al
eeuwenlang worden nieuwe aantrekkelijke planten meegevoerd uit alle
windstreken van de wereld. Amerikaanse eik, diverse soorten buxus en
acacia zijn hier fraaie voorbeelden van. Al deze drie planten hebben
iets gemeen: ook de vlinders die zich maar al te graag te goed doen aan
de bladeren van deze soorten zijn overgekomen en in het nieuws geweest.
De Amerikaanse ooglapmot (Bucculatrix ainsliella) werd een vaste mineerder op Amerikaanse eik, de buxusmot (Cydalima perspectalis) is uitgegroeid tot buxusplaag en de acaciavouwmot (Macrosaccus robiniella)
wist de acacia te veroveren. Het was echter wachten op de tweede soort
die op laatstgenoemde waardboom leeft en in de beginjaren '70 ooit werd
ingevoerd in Italië.
Parectopa robiniella is de tweede soort. Net als de acaciavouwmot (Macrosaccus robiniella)
is het een Noord-Amerikaanse soort. Tijdens een presentatie bij de
Microvlinderwerkgroep "Snellen" in 2017 werd de soort genoemd als
verwachte nieuwkomer. Dit jaar werd op 7 juli de eerste bladmijn
gevonden in het Gelderse Eibergen door Leon Wieteler. De eerstvolgende
waarneming blijkt buitengewoon noordelijk te zijn: op 23 augustus te
Jipsingboertangerbos (Groningen) door Ellen van Hees. Mede aangemoedigd
door de "zuiderburen" werd ook elders in ons land uitgekeken naar de
soort. De nieuwe vlinder bleek al op veel plaatsen aanwezig. De
verspreiding van Parectopa robiniella tot 24 september 2018. Het is
overduidelijk dat de soort al veel plaatsen voorkomt. Met dank aan de
waarnemers: L. Wieteler, E. van Hees, L. de Kort, G. Dekkers, T. Cramer,
H. Soepenberg, B. van de Meulengraaf, M. de Winkel, M. Prick, K.
Lotterman, F. Verhoeven, J. Verhoeven. B. van As, J. Jacobsen, E.-J.
Beenackers, E. De Weerd en J. en A. Rocks, B. Verhoeven, L. Geraets, P. Smeets en G. Tuinstra.
|

|
Herkenning van de vlinders en hun mijnen
De rupsen van Parectopa robiniella
maken eerst twee minuscule onderzijdige mijnen waarna zij verhuizen
naar de bovenzijde van het blad. Hier vreten zij een weg door het blad,
aan weerszijden van de hoofdnerf. Het resulteert in een heldere mijn met
uitstulpingen. Hoewel de soort nog niet uit Denemarken bekend is, is
daar al wel een voorlopige naam bedacht: de robinie-fingerminérmøl.
Zoals de naam doet vermoeden, lijkt de mijn uitstulpingen te hebben die
doen denken aan vingers. De wat oudere mijnen kunnen volledig wit
verkleuren en vallen vaak snel op. De mijnen zijn al in juni te vinden,
maar worden pas in augustus en september volop gevonden omdat dit
doorgaans het seizoen is waarin de meeste micro-vlinderliefhebbers zich
storten op de bladeren vol vraatsporen. De soort kent twee generaties
waarbij de mijnen zowaar het hele jaar door te vinden zijn. De soort
overwintert als vlinder en legt in het voorjaar opnieuw eitjes. De
mijnen worden hoofdzakelijk aangetroffen op de jonge acaciabomen, bij
voorkeur bomen in de schaduw of halfschaduw. Toch is de soort niet op
elke locatie aanwezig en is mogelijk maar lokaal talrijk. Er zijn
locaties waar wel intensief gezocht is, maar waar de soort niet werd
gevonden.
 De vlinder van Parectopa robiniella met de karakteristieke puntige vleugels met zwarte franjezoom (foto: Tymo Muus)
De rupsen van P. robiniella verpoppen
in een wit spinsel, soms in een gedeeltelijk ingevouwen blad. De
vlinders zijn klein en zwart, met talloze witte streepjes. Net als de
meeste andere mineerders zijn de vlinders relatief klein: de spanwijdte
is circa 7 millimeter. Opvallend aan P. robiniella is de
sneeuwwitte kop, de zwart-wit geringde poten en de nogal gehoekte
vleugel met zwarte zoom in de franje. Om de vlinders van deze soort te
zien loont het om de nog "bewoonde" mijnen (die nog rupsen bevatten) met
tak en al apart te nemen en te voorzien van voldoende water. Een
verpopte rups in een witte cocon geeft de beste garantie om de vlinder
te zien, aangezien de vlinders slecht op licht komen.
Uitbreiding in Europa P. robiniella werd
in 1971 voor het eerst uit Europa gemeld uit Noord-Italië. Het is
onduidelijk of de soort ook daadwerkelijk in Italië is ingevoerd, of dat
dit elders het geval is geweest. Binnen tien jaar werden mijnen in
grote delen van Italië gevonden. Dit steunt het idee dat de soort
inderdaad zijn oorsprong kent in Italië. In de jaren tachtig konden de
mijnen voor het eerst worden gevonden in Zwitserland, Oostenrijk,
Slovenië, Hongarije, Frankrijk, Tsjechië en Slowakije. Pas in 2007 vond
men de mijnen in Duitsland en wel uit meerdere deelstaten. De
aanwezigheid in België werd in 2007 vastgesteld en na 2010 heeft de
soort ook Polen en andere gebieden in Balkan veroverd. Men zou hieruit
op kunnen maken dat de soort zich in de jaren negentig al onopvallend
ongezien heeft weten uit te breiden. Ook in België blijkt de soort al
buitengewoon wijdverbreid. Het ligt voor de hand dat de soort op zeer
korte termijn ook begint aan de kolonisatie van Scandinavië en de Britse
eilanden.
Hoe gaat het met het broertje, de acaciavouwmot? De nog kleinere familiegenoot, ook een mineermot (Gracillariidae), heet de acaviavouwmot (Macrosaccus robiniella).
Deze soort werd voor het eerst in Europa vastgesteld in Zwitserland in
het jaar 1983. Al in 1988 werd de eerste vondst uit Nederland
gepubliceerd en ook deze soort heeft zich over Nederland weten uit te
breiden. Het tempo waarmee deze soort zich uitgebreid heeft lijkt wel
lager te liggen: pas dit jaar kon de soort voor het eerst in Drenthe en
Friesland worden gevonden. Hoewel de vlinders van deze soort tien jaar
zelden gezien werden, zijn vlinders van deze soort de laatste tijd
steeds talrijker in lichtvallen aangetroffen. De mijnen worden veelal
samen gevonden met P. robiniella: in uiterlijk verschillen de
vlinders en de mijnen enorm. Beide soorten profiteren mogelijk van een
steeds warmer wordend klimaat.
Oproep We vragen u met
grote belangstelling uit te kijken naar deze nieuwe vlinder en de
vraatsporen op acacia. Waarnemingen kunt u aan ons doorgeven of invoeren
op Waarneming.nl. De soort kent tevens nog geen Nederlandse naam. Wordt
het de acaciasteltmot, acaviavlekmijnmot, Yankee of zoals in Denemarken
besloten is: de acaciavingermijnmot? Geef uw mening op onze Twitter of
Facebookpagina met #parectopa en wie weet volgt er snel een creatief
besluit!
Twee vraatsporen van vlinders op acacia: Parectopa robiniella (A) en Macrosaccus robiniella (B) (foto: Tymo Muus) De vlinder zet haar eitjes bij voorkeur af op jonge bomen, zoals hier op een vindplaats in Enschede (foto: Tymo Muus)
Categorie: Faunistiek
| Terug naar nieuwsoverzicht |
Ouder | Nieuwer
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|