Bucculatrix ainsliella: een Amerikaanse mineerder op Amerikaanse eik

Gepubliceerd op 12 juli 2011 door Erik J. van Nieukerken & Camiel Doorenweerd
 

Foto: De Amerikaanse ooglapmot, Bucculatrix ainsliella (foto: E. van Nieukerken)

De Amerikaanse eik (Quercus rubra) is zo'n boom die de mijnenverzamelaar snel voorbijloopt: niks interessants op te vinden. Nu ja, heel af en toe een mineerder die normaal op inlandse eiken leeft, maar het stelt niet veel voor.

De ontdekking van een Amerikaanse soort die gespecialiseerd is op deze en andere eiken die tot de 'Red oaks' behoren brengt daar verandering in. Omdat deze soort, Bucculatrix ainsliella, in de Verenigde Staten soms zelfs tot kaalvraat en bruinkleuring leidt zal de bosbouwer hier wellicht niet blij mee zijn, voor de vlinderverzamelaars is de Amerikaanse eik ineens ook interessant geworden.

De ontdekking

In 2009 en 2010 ving Hans Huisman in zijn lichtval in Wezep een paar exemplaren van een Bucculatrix die hij niet eerder had gezien. Na prepareren maakte Sjaak Koster genitaalpreparaten, die hij niet op naam kon brengen. Wolfram Mey van het Berlijnse museum determineerde de soort aan de hand van foto's van deze preparaten als de Amerikaanse Bucculatrix ainsliella Murtfeldt, 1905. Deze determinatie werd bevestigd bij NCB Naturalis aan de hand van de zogenaamde DNA barcodes. Eind juni gingen de auteurs naar Wezep om samen met Hans naar de rupsen en mijnen te zoeken. Helaas bleek een groot deel van het blad van de Amerikaanse eik dit jaar opgegeten te zijn door de kleine wintervlinder, maar toch vonden we al spoedig een rups en een opvallend witte cocon. Dat moest wel B. ainsliella zijn! Later volgden op ca 500 m van Hans' huis nog enkele cocons. Toen we enkele kilometers verderop gingen zoeken, vonden we wel de typische Bucculatrix mijnen, maar al gauw bleken die niet te verschillen van die van de gewone eikenooglapmot B. ulmella . Blijkbaar komt die ook regelmatig op Amerikaanse eik voor, hetgeen het wel wat ingewikkelder maakt. Tussen 4 en 9 juli kwamen drie vlinders B. ainsliella uit, waarmee de determinatie bevestigd kon worden.

Wij stellen voor om B. ainsliella de Nederlandse naam "Amerikaanse ooglapmot"te geven.

Herkenning jonge stadia
De mijntjes van B. ainsliella verschillen nauwelijks van die van B. ulmella , maar die laatste lijken wel kleiner en compacter. De gang van B. ainsliella loopt vaak wat verder het blad in, de mijnen zitten wat vaker aan een zijnerf. Later verlaat de rups de mijn, en na de gebruikelijke vervelling onder een wittig vervellingscoconnetje, leeft die op het blad en veroorzaakt venstervraat aan de onderzijde van het blad. De rups is eenkleurig geelachtig groen en verschilt daarmee sterk van die van B. ulmella (soortpagina ) die een duidelijk vlekkenpatroon heeft. De cocon wordt meestal ergens op een blad gesponnen en is opvallend sneeuwwit, terwijl die van ulmella meestal wel wat geelachtig, bruinig is, en kleiner. Omdat we ook B. ulmella op Amerikaanse eik vonden is het determineren van lege mijnen een onzekere zaak!


Foto's onder en boven: mijnen van Bucculatrix ainsliella (foto: E. van Nieukerken)

Herkenning vlinder
De vlinder B. ainsliella is duidelijk groter dan B. ulmella , zo'n 7,5-8,5 mm spanwijdte, tegen 6,5-7,5 voor ulmella . De grondkleur verschilt duidelijk, B. ulmella heeft meer geelbruine en okerachtige tinten, terwijl ainsliella meer zwart en wit heeft. De kopharen zijn tweekleurig: een bruinachtige band in het midden en wit aan de zijkant, die van ulmella zijn allemaal oranje. Er is een grote zwarte dorsale vlek op de vleugels, vooral duidelijk bij een rustend dier. Naast die vlek is er een schuine donkere band van costa naar vleugeltip, terwijl de tekening van ulmella de indruk van vier vlekken geeft. De vlinder lijkt eigenlijk meer op B. ulmifoliella.

Voorkomen
We vonden B. ainsliella alleen nog maar in het zuiden van Wezep binnen één kilometerhok. Er staan hier zowel aangeplante Amerikaanse eiken als opslag onder het gemengde dennen-eikenbos. Hans Huisman vond ook gelijksoortige witte cocons in Meijnweg bij Roermond, deze zouden wellicht ook van deze soort kunnen zijn. Na het zien van de foto's herinnerde Tymo Muus zich gelijksoortige foto's van waarneming.nl. Deze kunnen heel goed van B. ainsliella zijn! Het lijkt er dus op dat de soort al wijder verspreid in Nederland voorkomt.

Het oorspronkelijk verspreidingsgebied wordt gevormd door de oostelijke Verenigde Staten en aangrenzend Canada, westelijk tot Minnesota, zuidelijk tot South Carolina. Als voedselplanten worden Quercus rubra, Q. velutina en Castanea spec. opgegeven (Braun, 1963). Omdat hij in Amerika niet op de zgn. White oaks leeft, is het minder waarschijnlijk dat hij op onze inlandse eiken zal overstappen (zie onder). De Noord-Amerikaanse Bucculatrix fauna is met meer dan 100 soorten veel rijker dan die in Europa (55 soorten), met maar liefst elf soorten op eiken tegen één in Europa.


Foto: de rups (L) en de cocon (R) met pophuls van Bucculatrix ainsliella (foto: E. van Nieukerken)

Amerikaanse eik
Ondanks een aanwezigheid van ruim twee eeuwen hebben zich weinig insecten op Amerikaanse eik gevestigd, zeker geen specialisten. Leen Moraal looft een fles wijn uit voor degene die de eerste gallen op Amerikaanse eik vindt (zie artikel ), en ook zijn er niet veel vlindersoorten van bekend, behalve de echt polyfage. dat wordt ook veroorzaakt doordat de soort die wij Amerikaanse eik noemen (een van vele Amerikaanse eikensoorten) behoort tot de 'Red oaks', een andere taxonomische groep dan de 'White oaks' waar onze zomer- en wintereik toe behoren. Toch vonden wij in Wezep op Amerikaanse eik enkele mijnen van Stigmella roborella, mijnen met rupsen van Acrocercops brongniardella en vrij veel mijnen van Bucculatrix ulmella.

Omdat B. ainsliella bij hoge dichtheden in de VS tot schade aanleiding kan geven (zie links hieronder), is het niet uitgesloten dat de soort wellicht tot wat schade kan leiden in de bosbouw. Sommigen onder ons zullen dat misschien niet eens zo erg vinden.

Als u deze soort vindt, dan zouden we daar graag van op de hoogte gesteld worden!
Alle (mogelijke) meldingen kunt u doorgeven aan
nieukerken-at-naturalis.nl
c.doorenweerd-at-microlepidoptera.nl en/of info-at-microlepidoptera.nl


Foto: een uitgekweekte vlinder in rusthouding (foto: E. van Nieukerken)

Literatuur:
BRAUN, A. F., 1963. The genus Bucculatrix in America north of Mexico (Microlepidoptera). Memoirs of the American Entomological Society 18: 1-208.

[NL: Nieukerken EJ van & C Doorenweerd: Bucculatrix ainsliella: een Amerikaanse mineerder op Amerikaanse eik (Bucculatricidae), Microlepidoptera.nl - 2011.]
[EN: Nieukerken EJ van & C Doorenweerd: Bucculatrix ainsliella: an American leafminer on northern red oak (Bucculatricidae), Microlepidoptera.nl - 2011.]

Zie ook:
Vraat
Bugguide

Categorie: Faunistiek | Terug naar nieuwsoverzicht | Ouder | Nieuwer


 
 
 
  © All content copyright www.microlepidoptera.nl and allied photographers.