HERKENBAARHEID
 
 
WETENSWAARDIGHEDEN
 
Nationale status
inheems
Landelijk voorkomen
zeldzaam
Concept Rode lijst
Onbepaald
 
WANNEER VLIEGT DE VLINDER?

TOE- OF AFNAME (TREND)
 
Stabiel. Waarnemerseffect; dient naar de mijnen gezocht te worden.
 
FOTO AANBIEDEN
 
Hoe kan ik bijdragen?
 
AUTEUR(S)
 
Corver, S.C., Doorenweerd, C. | Bronnen
 
LAATSTE AANPASSING
 
October 27, 2019, 1:57 pm
Familie: Nepticulidae, dwergmineermotten
 
 
oostelijke eikenblaasmijnmot
Ectoedemia heringi  (Toll, 1934)
 
 
 

Voorkomen

E. heringi werd voor het eerst in Nederland gemeld in 1993 (van Nieukerken et al. 1993). In Limburg is de soort waarschijnlijk redelijk algemeen, lokaal ook bekend uit Overijssel en Gelderland. Verder in Europa komt de soort in Midden- en Zuid Europa voor, tot in Zuid Engeland en Noord Duitsland. E. heringi maakt deel uit van een morfologisch en genetisch complex met drie andere soorten, waarvan in Nederland alleen de algemene E. subbimaculella ook te vinden is.

Herkenning

Adulten zijn op uiterlijk niet van E. subbimaculella te onderscheiden, zelfs niet op mannelijk genitaal. Met vrouwerlijk genitaal wel, of indien er is opgekweekt is determinatie mogelijk.

Levenswijze 'biologie'

De bladmijn wijkt duidelijk af van die van E. subbimaculella. Enkel de mijn is echter ook niet voldoende voor determinatie, aangezien de mijn sterk gelijkend is aan die van E. albifasciella. Er is een combinatie van mijn en adult nodig.

Etymologie

De naam is gebaseerd op de levenswijze van de rups, zij mineert (=mineermot). De mijnen lijken op blaasjes. Vooral bekend uit het oostelijk deel van ons land.

Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"

Zomereik (Quercus robur), Wintereik (Q. petraea), soms op tamme kastanje (Castanea sativa)

Links

Bekijk deze soort op Lepiforum.

 
VERSPREIDING

Bekijk eerdere periodes...


 
 
  © All content copyright www.microlepidoptera.nl and allied photographers.