Voorkomen
Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Een landelijk algemene soort die vaak in aantal voorkomt en praktisch overal te vinden is, vooral op ruderale en vochtige plekken. Gericht naar de rupsen/vraatsporen zoeken geeft een beter resultaat dan wanneer er gezocht wordt naar de vlinders.
Herkenning
Soort vliegt soms overdag, meestal opgejaagd uit de vegetatie. Komt op de vroege avond ook goed op licht, vliegt vrij laag bij de grond. Hoewel de vlinders met regelmaat op licht worden gevangen, kan er overdag gezocht worden naar vraatsporen op koninginnekruid (Eupatorium cannabinum) en meestal is de soort als rups gemakkelijker te vinden dan de vlinder. Het is een behoorlijk kleine soort, samen met Buckleria paludum een van de kleinste vedermotsoorten van Europa. Grondkleur lichtgeel tot wittig met donkere spikkels.
Levenswijze 'biologie'
Vliegt in twee generaties, volgens Gielis (1996a) tussen april en juni, opnieuw weer van augustus tot in september. Van de overwinterende generatie (wintergeneratie) boren de rupsen zich in de plantenstelen waar ze de rest van de winter in leven. Er ontstaan een soort van gallen (verdikkingen in de steel), meestal meerdere aan een steel. In deze gallen vindt de overwintering plaats, tot in het voorjaar, wanneer de vlinders tevoorschijn komen. De rups van de zomergeneratie zou waarschijnlijk leven van de bloemen en zaaddozen. Deze rupsen verpoppen in de steel of bij omliggend materiaal rondom de waardplant (Gielis, 1996a).
Etymologie
Dwerg = min of meer de kleinste soort binnen de familie, samen met Buckleria paludum. Veder = veer, verwijst naar de veerachtige vertakkingen van de vleugels.
Synoniemen: = koninginnekruidvedermot (Docters van Leeuwen "Gallenboek", 2009)
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|