Voorkomen
Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Een algemene soort, onmiddellijk te herkenbaar aan de vliegtijd. Zij kan in sommige jaren al aangetroffen worden vanaf januari. Vooral talrijk in bossen, daarbuiten ook zeker niet zeldzaam.
Herkenning
Begin februari tot eind april, soms al vlinders in begin januari. Een grote bruinachtige soort met zeer lange spitse en smalle vleugels. Voorvleugels witachtig-roomkleurig, de tekening is bruin, soms bruingrijs. Het eerste deel, vanaf 1/3 is lichter van kleur, daarna donker. Mannetjes dof getekend, wijfjes zeer krachtig getekend en lijnen zijn nadrukkelijker aanwezig. De achtervleugels zijn licht bruingrijs.
Levenswijze 'biologie'
De rups is te vinden vanaf mei tot half juni op verschillende loofbomen, met een voorkeur voor eik. Hier maken zij een bladvouw die aan één zijde goed is vastgesponnen. Zij is roodbruin of paarsbruin, opzij bruin met drie vuilwitte overlangse lijnen over de rug met daartussen telkens een witte vlek. Buikzijde licht van kleur. Kop zwartachtig, nekschild ook wat donker maar tamelijk doorzichtig.
Etymologie
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Verschillende bomen en struiken, vooral op eik (Quercus) en berk (Betula) (Razowski, 2002a). Ook relatief vaak op haagbeuk (Carpinus), hazelaar (Corylus) en Prunus (Bentinck & Diakonoff, 1968a). In de duinen ook wel op duindoorn (Hippophae rhamnoides) (Scheffers, 2006a).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|