Voorkomen
Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Een soort is vooral bekend van de zandgronden en de duinen, in het noorden nog weinig gevonden. Vooral te vinden waar de voedselplant in heggen en houtwallen groeit.
Herkenning
De soort vliegt van eind mei tot in augustus en kan geklopt worden uit hop. De vlinder kan worden verward met C. scribaiella, maar kan hiervan worden onderscheiden door de goudglanzende kop en schouderdeksels en de brede schuine goudkleurige dwarsband in het wortelveld van de voorvleugel.
Levenswijze 'biologie'
De larve is bleek vleeskleurig met een onregelmatige rode ruglijn en twee gelijksoortige zijlijnen. De larve mineert in een blad van juli tot september. De mijn begint als een onregelmatige gang op de hoofdnerf of een grote zijnerf. Vanuit deze mijn worden later in alle richtingen verschillende aftakkingen gemaakt zodat de mijn verandert in een onregelmatige gevormde plaatmijn. Verder spint de larve een koker waarin het zich verschuilt als het niet eet. De larve kan meer dan een mijn maken. De volwassen larve verlaat de mijn en spint een witte cocon aan de grond waarin het overwintert. Hierin volgt de verpopping na de winter.
Etymologie
Prachtmot = fraaie uiterlijk.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Hop (Humulus lupulus).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|