Voorkomen
Een zeldzame soort uit het kustgebied. Droge en zonnige plaatsen in de duinen waar de voedselplanten groeien.
Herkenning
De soort vliegt overdag van eind april tot begin juni op zonnige open terreinen waar ze laag over de grond rond de voedselplanten vliegen. Nauwelijks te onderscheiden van P. schwarzella, maar bij P. nodosella is de stip tussen de dwarsband aan de basis van de voorvleugel en de vlek aan de binnenhoek veel kleiner of ontbreekt soms geheel.
Levenswijze 'biologie'
De larve is bruin met een lichte ruglijn en aan weerszijde een bredere gelijk gekleurde lijn. Kop en nekschild lichtbruin met bruine vlekken, anaalschild bruin. De larve leeft in juni en juli, mineert eerst in de bladsteel en maakt daarna vaak een plaatmijn in het blad, waarbij later skeletvraat ontstaat. Later boort de larve zich in de stengel waarbij de uitwerpselen door het boorgat naar buiten worden gewerkt. Dit veroorzaakt het verwelken en verschrompelen van de bovengrondse delen van de plant. Later wordt er een tunnel van spinsel vervaardigd waarin de larve zich verplaatst en wordt de bast van de ondergrondse delen van de plant gegeten. Verpopping aan het einde van de zomer tussen de wortels in een taaie cocon bedekt met zand.
Etymologie
Geen nadere verklaring vereist.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Duinviooltje (Viola curtisii).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|