Voorkomen

Een redelijk algemene soort die lokaal in Nederland voorkomt, in of in de buurt van appelboomgaarden. Algemeen geldend als een behoorlijk schaarse soort die maar heel af en toe wordt gezien.

Herkenning

Juli tot in eind augustus. De vlinders zijn meestal bruin of grijsbruin van kleur, doorgaans ook rijkelijk bestoven met donkere schubben. Langs de onderrand van de voorvleugel zijn er een drietal zwarte vlekken, die soms wat uitstulpen als zijnde kleine schubbenpuisten. Het is een van de donkere en minder contrastrijke soorten.

Levenswijze 'biologie'

Rupsen in mei en juni. De rups is groenig met een smalle opvallende witte rugstreep, met daarnaast aan elke zijde nog weer een versmalde zijstreep die af en toe wat onderbrekingen kent. De kop is groen evenals het nekschild. Aan de basis van elke seta een klein zwart puntje. Zij leeft tussen enkele bijeen gesponnen bladeren, de rupsen laten zich snel vallen. Verpopping in een wittig langwerpig spinsel op de grond (Agassiz, 1996a).

Etymologie

Spitskop = de palpen van de meeste soorten binnen het genus vertonen vooruit gerichte palpen (als in, bijv: grasmotten); hierdoor ontstaat een spits ogende kop.

Gecultiveerde appel (Malus) (Agassiz, 1996a).

Links

Bekijk deze soort op Lepiforum.