HERKENBAARHEID
 
 
WETENSWAARDIGHEDEN
 
Nationale status
inheems
Landelijk voorkomen
Concept Rode lijst
Onbepaald
 
WANNEER VLIEGT DE VLINDER?

TOE- OF AFNAME (TREND)
 
Stabiel.
 
FOTO AANBIEDEN
 
Hoe kan ik bijdragen?
 
AUTEUR(S)
 
Corver, S.C. & Muus, T.S.T. | Bronnen
 
LAATSTE AANPASSING
 
November 1, 2009, 2:43 pm
Familie: niet gedefinieerd
 
 
 
 
 
 

Voorkomen

Onlangs geschrapt van de Nederlandse lijst. In 2007 voor het eerst in Nederland waargenomen door W.N. Ellis in Boswachterij Westerschouwen (Zeeland) (Ellis, 2005a). Deze eenmalige waarneming betrof een verlaten vraatspoor op (Rhamnus catharticus). De soort is sindsdien niet meer opnieuw aangetroffen door het verdwijnen van de specifieke waardplant in 2008 (Ellis, 2005a). Doordat de soort nog niet als adult is waargenomen of opgekweekt, is het voorkomen van deze soort in Nederland, welke een Oost Europese verspreiding kent, tot op heden nog twijfelachtig. De mijnen zijn desondanks wel door Z. Tokár geďdentificeerd als vermeende <i>B. frangutella's</i>, en dit is de aanleiding om de soort vooralsnog van de Nederlandse lijst te verwijderen.

Herkenning

De voorvleugel is wit met een paar bruine banden over de vleugel, meestal wat in elkaar overgaand. In het midden van de onderrand van de voorvleugel bevindt zich een concentratie zwarte schubben. Kopbeharing overwegend wit, evenals de oogkleppen. Zij is zeer moeilijk te onderscheiden van B. frangutella maar de voorvleugels zijn iets breder bij deze soort, en wordt niet groter dan 8 mm, terwijl B. rhamniella een spanwijdte kent van 10 tot 11 mm

Levenswijze 'biologie'

De larve leeft vanaf midden juli (Buszko, 1992a, in Ellis, 2005a) en maakt een gangmijn op (Rhamnus catharticus). Het ei wordt aan de onderzijde van het blad gelegd, meestal dichtbij een dikke nerf (Ellis, 2005a). De mijn is, net als alle Bucculatricidae vraatsporen, kort en heeft een relatieve lange larve kamer. De gangmijn begint meestal bij een nerf of een nerf oksel en volgt vervolgens grotendeels de nerf, waarna het uiteindelijk afbuigt en de larve het blad aan de onderzijde verlaat. De uitwerpselen liggen als blokjes in de mijn (Ellis, 2005a). Na het verlaten van de mijn leeft de larve vrij op het blad en veroorzaakt venstervraat (Ellis, 2005a). De larve en de pop zijn recent beschreven door Buszko (1992a) in Ellis (2005a). Let op verwarring van de vraatsporen met Bucculatrix frangulella, een algemene soort in Nederland, welke ook op Rhamnus voorkomt. De vraatsporen van deze soort kenmerken zich doordat de mijn begint met een sterk spiraaltje (Ellis, 2005a).

Etymologie


Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"

Wegedoorn (Rhamnus catharticus) (Ellis, 2005a).

Links

Bekijk deze soort op Lepiforum.

 
VERSPREIDING

Bekijk eerdere periodes...


 
 
  © All content copyright www.microlepidoptera.nl and allied photographers.