Voorkomen
Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.
Een algemene soort die bijna overal is te vinden waar de waardplanten groeien.
Herkenning
De vlinders kunnen het hele jaar door worden gevonden, maar zijn in juli en augustus het meest talrijk. Er zijn twee, soms zelfs drie, generaties per jaar waarvan de laatste overwintert als vlinder. Over het algemeen kan de soort gemakkelijk worden herkend aan de grijsbruine voorvleugels, maar kan in afgevlogen toestand enigszins lijken op M. ochraceella. Bij de laatste soort overheerst echter de gele grondkleur en ze is groter.
Mompha epilobiella is kleiner dan Mompha ochraceella, heeft zwarte schubben op diverse plaatsen op de vleugel en heeft donkere (geringde) poten. Mompha ochraceella heeft alleen zwarte schubben in de tuften of helemaal niet en (egaal) lichtgekleurde poten.
Levenswijze 'biologie'
De larve is bleekgeel met zwarte kop, nekschild en borstpoten donkergrijs en het anaalschild bruingrijs. Het leeft van half mei tot juni en weer van juli tot begin augustus na uitkomen vaak enige tijd als bladmineerder of boort gangen in de bloemknoppen, later leeft ze tussen samengesponnen bladeren, vooral van de topscheuten, vaak met meerdere larven samen. In dit spinsel ligt later ook de glimmend donkerbruine pop in een witachtige cocon.
Etymologie
Geen nadere verklaring vereist.
Waardplanten of voedsel Voor referenties, zie linkermenu "Bronnen"
Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), soms ook op bergbasterdwederik (E. montanum), moerasbasterwederik (E. palustre), wilgenroosje (Chamerion angustifolium) of teunisbloem (Oenothera).
Links
Bekijk deze soort op Lepiforum.
|