Cosmopterix orichalcea, een nieuwe prachtmot voor Nederland

Gepubliceerd op 7 oktober 2018 door Gerrit Tuinstra
 

De reeds nieuw ontdekte prachtmot: Cosmopterix orichalcea, verzameld exemplaar (foto: Gerrit Tuinstra).

Tijdens een excursie van de Vlinderwerkgroep Friesland, net over de Drentse grens in het Fochtelooerveen, eind mei 2017, werden op licht een aantal exemplaren van een prachtmot gevangen. Bij nadere bestudering van de vlinders werd duidelijk dat het om de soort Cosmopterix orichalcea ging, een soort die nog niet op de websites Microlepidoptera.nl en Kleinevlinders.nl werd behandeld. Onlangs werd over deze soort gepubliceerd in het tijdschrift Entomologische Berichten.

Toch was de soort al eerder in Nederland gevangen. Ongeveer een jaar eerder werd door Mario Renden een exemplaar uit de vegetatie geklopt en gefotografeerd in de Wieden, in Noordwest Overijssel. En nog eerder, reeds in 2014 en 2011, was de soort al op twee heideterreinen in Zuidoost Friesland gevangen. Dat bleek tijdens de controle van de prachtmotten in de eigen collectie van Gerrit Tuinstra. Beide exemplaren waren destijds als een andere prachtmotsoort en dus verkeerd gedetermineerd.


Vindplaats van Cosmopterix orichalcea bij de Duurswouderheide, prov. Friesland (foto: Gerrit Tuinstra).

Prachtmotten
De naam ‘prachtmotten’, voor de soorten uit de familie Cosmopterigidae, is een naam die bijzonder doeltreffend is. Want – met name de ‘echte’ prachtmotten, de Cosmopterix-soorten – het zijn werkelijk juweeltjes onder de microlepidoptera! Er zijn binnen deze familie nog een (klein) aantal soorten uit Nederland bekend, maar deze zijn net iets minder fraai en opvallend gekleurd en getekend dan de ‘echte’ prachtmotten.  

Er waren al vier prachtmotsoorten uit Nederland bekend: de hopprachtmot (C. zieglerella), de zwarte rietprachtmot (C. scribaiella), de glaskruidprachtmot (C. pulchrimella) en de rietprachtmot (C. lienigiella). De eerste drie vertonen behoorlijke overeenkomsten qua uiterlijk. In feite de vierde ook, maar met een lichtbruine basiskleur is die soort toch heel anders dan de andere drie, met een donkerbruine tot zwarte basiskleur. De soort die er nu bijgekomen is, C. orichalcea, vertoont juist weer grote overeenkomsten met de drie donkere soorten. Dat de exemplaren in de collectie onder een andere soort gerangschikt waren, is op zich niet vreemd. Want hoewel er bij een betere bestudering diverse onderscheidende kenmerken te zien zijn, lijken de vier soorten op het eerste oog erg op elkaar.

In de literatuur worden verschillende grassen als voedselplanten van C. orichalcea genoemd (o.a. Koster & Sinev 2003). Derhalve is ‘grassenprachtmot’ voorgesteld als Nederlandse naam.

Links de voorvleugels van de donker gekleurde Nederlandse prachtmotten (Cosmopterix):
1. C. orichalcea, grassenprachtmot;
2. C. pulchrimiella, glaskruidprachtmot;
3. C. scribaiella, zwarte rietprachtmot;
4. C. zieglerella, hopprachtmot.

Foto's: Gerrit Tuinstra
Ontdekking van de rupsen van Cosmopterix orichalcea

Dat er meerdere exemplaren van de grassenprachtmot gevangen werden in het Fochtelooerveen, betekende dat er waarschijnlijk een populatie aanwezig zou zijn. En dat het wellicht ook mogelijk zou zijn om rupsen te vinden en de bij ons voorkomende voedselplant(en) vast te stellen. Dat dit geen eenvoudige opgave was, bleek al snel tijdens een eerste zoektocht naar de rupsen, ongeveer een maand na de vangst in het Fochtelooerveen. Op en rond diezelfde plek werd urenlang gezocht naar diverse grassoorten met rupsen of sporen daarvan. In eerste instantie werd er niets gevonden, anders dan sporen van andere soorten dan de grassenprachtmot. Bij een laatste poging werd ‘slechts’ een imago van de soort gevangen en dat was de aanleiding om toch nog verder te zoeken naar de rupsen. Dit resulteerde uiteindelijk in de vondst van een paar mijnen (gangen in bladeren veroorzaakt door rupsen) op gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum), een van de uit de literatuur bekende voedselplanten van de grassenprachtmot. In het veld kon niet vastgesteld worden of het om mijnen met rupsen van de grassenprachtmot ging. Een aantal mijnen met rupsen werd daarom verzameld om thuis nader te bekijken. Hoewel het vermoeden rees dat het inderdaad om de grassenprachtmot ging, kon dit nog steeds niet met zekerheid vastgesteld worden, mede vanwege het zeer geringe formaat van de rupsen: zo’n 1,5 millimeter in lengte! Derhalve werd een aantal rupsen opgestuurd naar Erik van Nieukerken (NBC Naturalis) en hij bevestigde door middel van DNA-onderzoek, dat het inderdaad rupsen van de grassenprachtmot waren.

Na de vondsten van de rupsen in het Fochtelooerveen werd ook gezocht op de andere locaties, waar de vlinder gevonden werd en op de beide Friese locaties konden ook de mijnen met rupsen gevonden worden. Alle vondsten werden gedaan op dezelfde voedselplant, gewoon reukgras. Wat opviel is dat er aan het begin van de mijnen (smalle langwerpige gangen) steeds één of twee openingen in de mijn zaten, met daaraan een klein klompje uitwerpselen, zichtbaar als een donker stipje. De rupsen gebruiken de openingen dus om de uitwerpselen die ze produceren uit de mijnen te verwijderen. Op alle locaties waar mijnen gevonden werden, groeiden de voedselplanten in de beschutting van bomen en/of struiken, op plekken waar geen maai- of begrazingsbeheer plaatsvindt. Ook werd waargenomen dat de mijnen allemaal in het tweede blad van de reukgrasplant zaten, van bovenaf bekeken.
 
Alle mijnen werden gevonden op reukgras, maar het zou kunnen dat de rupsen van de grassenprachtmot ook andere planten gebruiken. Wellicht kunnen we hier in de toekomst meer inzicht in krijgen. Hierbij moet men wel bedachtzaam zijn op andere soorten – vlinders, maar ook vliegen – die ook grassen gebruiken als voedselplant. Niet alle mijnen op grassen zijn dus van de grassenprachtmot! Raadpleeg hiervoor literatuur en/of websites, bijvoorbeeld www.bladmineerders.nl waarop veel informatie te verkrijgen is!



Rechts: de mijn van Cosmopterix orichalcea op gewoon reukgras: bovenin een zeer kleine beginmijn met een minuscuul hoopje zwarte uitwerpselen, onderin een oudere mijn (foto: Gerrit Tuinstra).


Verspreiding buiten Nederland
De grassenprachtmot is dus inmiddels bekend uit drie provincies in ons land. Buiten Nederland komt de grassenprachtmot in een groot deel van Europa voor. Van een aantal landen ontbreken waarnemingen, zoals België, Luxemburg en Portugal en diverse landen langs de Middellandse zee.

In het tijdschrift Entomologische Berichten, van de Nederlandse Entomologische Vereniging, is onlangs een uitgebreid artikel verschenen over de vondsten van de grassenprachtmot in het noorden van ons land. Hierin wordt o.a. ook ingegaan op herkenning van de verschillende ‘echte’ prachtmotsoorten die bij ons voorkomen (Tuinstra 2018).

Literatuur

  • Koster JC en Sinev S 2003. Momphidae, Batrachedridae, Stathmopodidae, Agonoxenidae, Cosmopterigidae, Chrysopeleiidae. Microlepidoptera of Europe 5. Apollo Books Stenstrup.
  • Tuinstra G 2018. Cosmopterix orichalcea (Lepidoptera: Cosmopterigidae): een nieuwe microvlinder voor de Nederlandse fauna. Entomologische Berichten 78 (5): 180-191.


Categorie: Agenda | Terug naar nieuwsoverzicht | Ouder | Nieuwer


 
 
 
  © All content copyright www.microlepidoptera.nl and allied photographers.