Aethes bilbaensis: een nieuwe bladroller in Nederland

Gepubliceerd op 25 september 2018 door Tymo S.T. Muus & Christian Brinkman
 

Een exemplaar van Aethes bilbaensis uit België, habitus (foto: Philippe Vanmeerbeeck).

De groep van de smalsnuitjes is een kleine groep bladrollers (Tortricidae) met korte gedrongen palpen, ook wel snuitjes genoemd. Deze veelal fraai gekleurde en aandoenlijk ogende soorten worden met regelmaat gevonden, maar zijn niet altijd eenvoudig op naam te brengen. Het geslacht Aethes is zo'n groep smalsnuitjes waarvan de meeste soorten geelwit zijn met bruine tekening en qua tekening erg aan elkaar verwant zijn. Eén van deze geelbruine soorten, Aethes bilbaensis, werd nog niet eerder uit Nederland gemeld maar is nu ook in ons land vastgesteld.


Ontdekking
Christian Brinkman en Jonathan Janse waren op 7 juli 2017 aan het nachtvlinderen op de Sint Pietersberg bij Maastricht (Zuid-Limburg). Hier troffen zij een aantal kleine geelbruine bladrollers aan waarvan verwacht werd dat het zou gaan om één van zeldzamere soorten. Zou het gaan om de meer aan de kust voorkomende pastinaaksmalsnuitje (Aethes dilucidana) of de uiterst zeldzame beatricebladroller (A. beatricella) die slechts incidenteel op de Limburgse kalkgronden was gevonden? De vlinders werden opgestuurd en bij ontvangst bleken deze al zo versleten te zijn dat het maken van een genitaalpreparaat pure noodzaak was om de naam te kunnen vast te stellen. Het bleek te gaan om Aethes bilbaensis, een soort die onlangs in België werd ontdekt maar klaarblijkelijk nog niet uit Nederland.

Herkenning van de bruingele smalsnuitjes, Aethes
Het werd al eerder door grote specialisten uitgesproken: de geelwitte bladrollers met bruine vlekken zijn buitengewoon lastig op uiterlijk te herkennen. Van veel soorten is de verspreiding ook zeer gebrekkig bekend, omdat deze bladrollers vooral overdag en in de schemering vliegen en matig op licht komen. Toch lijkt Aethes bilbaensis een relatief consistent kenmerk te bezitten. De voorrand van de voorvleugel kent een vrij brede zone met bruine schubben. Dit viel achteraf ook te zien op de foto van Christian Brinkman. De soorten waar A. bilbaensis gauw mee verward kan worden zijn:
- A. dilucidana (pastinaaksmalsnuitje): een soort met slechts enkele bruine schubben langs de voorvleugelrand en tevens vrij brede en krachtige bruine banden, waarvan de buitenste band nooit onderbroken is. De soort komt vooral in het zeedorpenlandschap voor;
- A. flagellana (kruisdistelsmalsnuitje): eveneens met spaarzame bruine schubben langs de voorvleugelrand en met een buitenste dwarsband die niet alleen een slordige indruk maakt, maar bovendien vaak een onderbreking kent. Een nogal fletse en bleke soort die verspreid voorkomt langs de Zuid-Hollandse kust en landinwaarts in het stroomgebied van de grote rivieren;
- A. francillana (peensmalsnuitje): goed te herkennen aan twee relatief slanke en volledig doorlopende dwarsbanden, zelden met minimale onderbreking. Bekend uit de kustregio en Zuid-Limburg, hoewel waarnemingen uit het binnenland ook nog een andere soort zouden kunnen zijn;
- A. beatricella (beatricebladroller) en A. tornella (breedbandsmalsnuitje): beide erg verwant aan de vorige soort maar met bredere banden. Met name de binnenste dwarsband kent halverwege een sterke verbreding en nabij de voorrand een onduidelijke onderbreking bij A. beatricella, bij A. tornella is deze onderbreking meestal forser. A. beatricella is uitsluitend bekend uit Zuid-Limburg. Van A. tornella is één 19e eeuwse waarneming bekend uit de omgeving van Arnhem.
Een Nederlandse naam voor A. bilbaensis die een verwijzing naar de bruine voorrand zou bevatten zou de determinatie in de toekomst kunnen vergemakkelijken. Hoewel de naamgeving 'bruine-voorrandsmalsnuitje' niet echt lekker klinkt, is bruinschoudersmalsnuitje wellicht wel treffend. Met name afgevlogen exemplaren dienen altijd te worden gecontroleerd op de soortspecifieke genitaliën.


Het eerste Nederlandse exemplaar van A. bilbaensis, de foto is enigszins wazig omdat de vlinder hier in het verzamelbuisje zit (foto: Christian Brinkman).

Uitbreiding van het areaal
De soort is uit grote delen van Europa bekend (tevens ook uit delen van Centraal-Azië en Noordwest Afrika), echter de soort breidt zich vanuit het midden en zuiden van Europa steeds westelijker en noordelijker uit. Zo is de soort voor het eerst opgemerkt in het zuidwesten van Duitsland (Saarland) in 2010. De soort is waarschijnlijk al langer in deze regio aanwezig aangezien A. bilbaensis al in 2000 talrijk werd waargenomen in Luxemburg (persoonlijke mededeling Marcel Hellers).  De soort was tevens ook in 2007 voor het eerst gevonden in Groot-Britannië. In 2018 komt daar België als meest noordelijke waarneming in Europa bij. Op meerdere locaties in België kon de soort worden gevonden. Het lijkt erop dat de soort ook op een aantal plaatsen in Zuid-Limburg is gefotografeerd, aldus Waarneming.nl. Het feit dat de vlinder plotsklaps op meerdere locaties in West-Europa duidt dus wel degelijk op een areaaluitbreiding.

Levenswijze
De bladrollers is een markante, populaire maar grote groep microvlinders waar nog altijd veel bij te ontdekken valt. De naam is afgeleid van een aantal soorten die karakteriserend bladeren inrollen. Een groot aantal soorten doet dat echter niet en kennen als rups een totaal andere levenswijze. De rupsen leven namelijk in wortels en stengels. A. bilbaensis is van een aantal plantensoorten gekweekt, maar allen schermbloemigen (Apiaceae). In België is de naam "kranskarwijsmalsnuitje" voorgesteld maar deze naam is wellicht niet logisch. De soort is in Hongarije uitsluitend gevonden op en rondom karwij (Carum carvi) en in Kroatië op peen (Daucus carota). Oude literatuuropgaven vermelden kranskarwij (Carum verticillatum) en zeevenkel (Crithmum maritimum) als waardplanten. Aangezien deze opgaven zo gedateerd zijn en de soort toen nog vooral in het zuiden van het Europa voorkwam, is de kans aanzienlijk dat het hier gaat om voedselplanten in deze regio. De meeste auteurs vermelden hooguit de laatste twee, maar niet de eerste twee. Kranskarwij is in Nederland uiterst zeldzaam en komt hooguit op enkele plaatsen in het oosten van Noord-Brabant voor (omgeving van de Kampina). In België is het tevens een zeldzame plant. In Luxemburg werd de vlinder talrijk aangetroffen op een veldje met peen, echter de soort kon recentelijk niet worden teruggevonden omdat het terrein ondertussen bebouwd is. Om deze reden is het zeer aannemelijk te denken dat de soort bij ons op peen of karwij leeft. Naar verwachting leeft de rups in de stengels van de plant. Een volgende stap in het onderzoek: wie vindt als eerste de rups van A. bilbaensis?!


Categorie: Faunistiek | Terug naar nieuwsoverzicht | Ouder | Nieuwer


 
 
 
  © All content copyright www.microlepidoptera.nl and allied photographers.