De doffe sparspiegelmot, Cydia illutana, opnieuw in Drenthe

Gepubliceerd op 25 mei 2011 door Tymo Muus
 

Cydia illutana, exemplaar van D. Meijer uit Drenthe (foto: Tymo Muus)

Terug in het noorden

Op 11 mei werd door Dietrich Meijer gelicht in het Drouwenerveld, nabij Drouwen en Rolde. Hij fotografeerde een exemplaar van een Cydia waarvan hij verschillende exemplaren op het doek had zitten. Voor de zekerheid werd een exemplaar opgestuurd en daarna opgezet en het bleek te gaan om Cydia illutana (Herrich-Schäffer). Zeker geen gewone soort in ons land. De soort is erg variabel en er is verschil tussen de mannetjes en de vrouwtjes in formaat en tekening. Het is niet voor het eerst dat de soort in Drenthe is gevonden, 22 jaar geleden werd zij hier gevonden, ook meerdere exemplaren, gekweekt uit kegels van larix. Het is dus niet verwonderlijk dat de soort opnieuw wordt gevonden maar zeker leuk omdat er maar enkele vindplaatsen bekend zijn.
De soort werd in 1980 voor het eerst ontdekt in Wageningen (Gld.) en Westdorp (Drenthe). Hier kwamen nog wat waarnemingen bij, zoals dus Rolde en Vijlen (1989) en Vaals (1992). Sinds 1985 komt de soort voor in het Weerterbos en in de nabije omgeving in zuidoost Brabant zijn recentelijk meerdere populaties ontdekt. Ook werd de soort in 2010 in Dalfsen gezien. Al met al zijn er dus nog geen tien vindplaatsen uit ons land bekend. Omdat de soort erg verborgen leeft, net als andere Cydia-soorten, kan men het beste kegels verzamelen die aangetast zijn en kijken of er rupsen in zitten. Indien ja, dan meer kegels verzamelen en deze in een kweekbak plaatsen met wat strooiselmateriaal. De soorten zijn ook op te jagen uit naaldboomtakken en komen op licht, maar vaak leggen de vlinders geen grote afstanden af en moet men wel in een dergelijk bos staan met de lichtopstelling. Eenmaal op het laken, dan zijn het ook kleine onopvallende soorten.

Diagnostiek
Hoewel de meeste Cydia's toch vaak op genitaliën gecontroleerd worden zijn deze soorten, indien ze niet afgevlogen zijn, heel goed te determineren. Met de moderne literatuur komt u niet ver: de plaatjes zijn onduidelijk en omdat de soorten onderling variabel zijn lijkt het dat er geen beginnen aan is.

Er is overeenkomstigheid met C. coniferana (Saxesen), maar als u kijkt naar de voorrandshaakjes, dan zijn er vier keurige groepjes van twee en ook is de middenste band niet bepaald opgesplitst in twee delen, dus er is ook geen echte haak. De meest verwante soort is C. indivisa (Danilevsky). Net als C. illutana heeft deze soort talloze ongeordende voorrandshaakjes en er is een haakvlek aanwezig. Er is absoluut geen verschil tussen de haakvlekken: bij beide soorten kan deze uit twee lijnen bestaan, krom, weer recht, geknikt, etc. Men moet letten op de middenband, die in het midden vaag doorloopt bij illutana, dus het voorrandshaakje is eerst krachtig en loopt dan nog een eind vaag door tot de kommavlek rakende, of net niet. Indivisa heeft een krachtige dwarsband/voorrandsvlek, die niet vaag wordt, maar krachtig eindigt. De zilveren binnenste dwarsband van de talloze dwarsbanden richting het einde, daarvan is deze meer recht, boomerang-achtig, bij illutana, veel vaker in de vorm van het ohm-symbool bij indivisa. Tenslotte bij de apex, een slingerlijntje in het thermale deel, die om de apex doorloopt en de costa raakt bij indivisa, bij illutana loopt deze niet tot naar de costa.


Categorie: Faunistiek | Terug naar nieuwsoverzicht | Ouder | Nieuwer


 
 
 
  © All content copyright www.microlepidoptera.nl and allied photographers.